Beste mevrouw Ghering, dank voor uw uitgebreide reactie op mijn artikel over de taalproblematiek op Curaçao, waarvoor Fred de Haas de mooie titel ‘Wie is bang voor het Papiaments’ had bedacht. Uw reactie doet bij mij de hoop postvatten dat mijn artikel de aanzet kan geven tot een discussie over wat de voertaal moet zijn op scholen waarvan de meeste leerlingen het Papiaments als moedertaal hebben en die reactie geeft mij bovendien de gelegenheid een aantal zaken over het begrip ‘moedertaalonderwijs’ die bij u leven, recht te zetten
U heeft Frans gestudeerd aan de Leidse Universiteit en u schrijft daarover: ,,Op de universiteit is mij nooit verteld dat ik met mijn studie alleen ‘moedertaalonderwijs’ kon geven. Integendeel. Als je een taal hebt gestudeerd, moet het zo zijn dat je juist aan een ‘niet-moedertaalkind’ die taal goed kunt overbrengen (didactiek).”
Dat dit u nooit is verteld, is niet zo raar, want hoe hoog ik het onderwijs in de Franse taal- en letterkunde aan de Leidse Universiteit ook inschat, u heeft daar geen les gehad in Frans als moedertaal en er werd van wie daar afstudeerde ook niet verwacht op de scholen waar Frans gedoceerd werd die taal als moedertaal te onderwijzen. Dat hebt u in uw jaren op het Radulphus College niet gedaan en evenmin op het Stuyvesant College (nu het KAP). Daar was Frans een vreemde taal, waar kinderen die hun best deden en die daarvoor aanleg hadden hoge cijfers konden halen, maar voor wie het Frans een vreemde taal bleef.
Hierin schuilt het wezenlijke verschil met een docent die moedertaalonderwijs geeft. Laat ik een voorbeeld geven. Ik vond toen ik op het Radulphus lesgaf eens een briefje op mijn bureau met de mededeling: ,,Meneer, ik heb mijn opstel bij u op tafel gezet.” Dat kwam van een leerling uit 4 havo die het jaar daarop voor Nederlands eindexamen moest doen, en op dat eindexamen beoordeeld moest worden naar Nederlandse maatstaven. Nederlandse kinderen maken vaak stomme fouten in het Nederlands, maar het probleem is dat in mijn voorbeeldzin eigenlijk geen sprake is van een ‘stomme fout’. Alleen wel van een fout die kinderen van wie Nederlands de moedertaal is nooit zullen maken. Enigszins in het verlengde van een fout als deze, signaleert u als u de ook door mij bewonderde dichter Elis Juliana aanhaalt, die klaagt over de onbegrijpelijkheid van het ‘van achter naar voren tellen’.
Toen ik op Curaçao lesgaf (van 1979 tot 1982) stond de didactiek van het Nederlands als tweede taal (NT2, in de wandeling) nog in de kinderschoenen. Tegenwoordig is het tweede-taalonderwijs een algemeen bekend begrip en is de didactiek daarover, voor wie ermee te maken heeft, grondig onderzocht. Die didactiek daarvan verschilt wezenlijk van het onderwijzen van een taal als moedertaal. Wie ‘tweede-taalonderwijs’ bij Google intypt krijgt pagina’s lange verwijzingen naar alle theorie die daarover bestaat.
Aan het eind van het eerste cursusjaar dat ik op het Radulphus lesgaf, las ik in een Papiamentstalige krant (ja, ik heb ook mijn best gedaan de landstaal te leren, al ben ik nooit veel verder gekomen dat wat passieve, schriftelijke kennis; ik had het te druk met het corrigeren van alle opstellen van de leerlingen die aan mijn zorgen waren toevertrouwd): ,,Atrobe, mas ku mitar di alumnonan a zak.” Dat ging over de eindexamenresultaten van dat cursusjaar. Het is een zin die ik altijd onthouden heb, omdat ik hem zo illustratief vond voor de door de taal veroorzaakte problemen in het Curaçaose onderwijs.
Ik ben het dan ook hartgrondig eens met de titel die u heeft gekozen voor uw reactie op mijn artikeltje: ‘Petje af voor het Curaçaose kind’. Onderwijs moeten volgen in een taal die niet je moedertaal is, ik geef het je te doen. De helft van de leerlingen in 1980 mag dan gezakt zijn, dat betekent nog altijd dat de andere helft, ondanks de handicap van de taal, wel geslaagd is. Petje af, inderdaad.
Nog twee zaken tot slot. Allereerst wil ik het boetekleed aantrekken waar het gaat over de door mij genoemde rol die het cijfer voor Papiaments speelt bij het eindexamen. Van zeer bevoegde zijde is mij nu duidelijk gemaakt dat je wel kunt slagen met een onvoldoende voor Papiaments, maar dat je dan wel een stevige compensatie moet hebben. Ik heb met de zegslieden van wie ik mijn informatie heb betrokken geen diepte-interviews gehouden, dus dan kunnen dit soort fouten ontstaan. Achteraf was enige ‘fact checking’ dus wel op z’n plaats geweest voor ik mijn artikeltje aan Fred de Haas ter hand stelde. Excuus daarvoor.
En helemaal tot slot: zolang aan het Curaçaose kind Nederlands gegeven wordt als moedertaal is er iets grondig mis. Ik was dan ook zeer verheugd in uw reactie te lezen dat ook u vindt dat het onderwijs op Curaçao zeer gebaat zou zijn met het Engels als voertaal op de scholen in het vervolgonderwijs. Papiamentstalige en Nederlandstalige kinderen zouden dan dezelfde voorsprong of achterstand hebben. Ik wil hierbij nogmaals verwijzen naar mijn school in Nederland, waar we behalve een Nederlandse afdeling, ook een Engelstalige afdeling hadden. Die Engelstalige afdeling leidt op voor het ook internationaal erkende Baccalaureaatsexamen. De voertaal daar was Engels, en vreemde talen werden op twee niveaus aangeboden, als A-taal voor ‘native speakers’, als B-taal voor kinderen van wie de vreemde taal niet de moedertaal was.
Op Curaçao kiezen voor Engels als voertaal in het Onderwijs zou een zegen zijn voor ieder die met dat onderwijs te maken heeft. Hopelijk kan mijn artikeltje een aanzet daartoe geven.

Frans Teitler,

Curaçao

ADBrief 800


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.