Die verslaafd was aan slaaf zijn.
Voor al diegenen die de champagne al hadden opengetrokken, omdat het PdVSA tijdperk voorbij is, ‘mi ta duda si e époka di Guangdong Zhenrong ku ta warda nos ta algu pa selebrá. E promé kos ku m’a pensa mésora ku m’a lesa tokante e MoU ku Guangdong Zhenrong, ta ku na China tur kompania ta propiedat di The Peoples Republic of China. There is no free enterprise in China shonnan!’
And the bottom line is: of het nou de Venezolanen, de Chinezen of de Russen zijn, die raffinaderij staat er nog steeds! Nog steeds!! En als deze MoU werkelijkheid wordt en er een BIT ondertekend wordt, wel mensen, dan zijn we flink in de aap gelogeerd. Waarom!? Waarom zijn we zo bang om die stinkende raffinaderij los te laten? We verzinnen allerlei smoesjes om het voortbestaan ervan te rechtvaardigen; van overheidsinkomsten tot economie, tot arbeidsplaatsen. Maar weten jullie wat ik denk? Ik denk stiekem dat we eraan verslaafd zijn. Aan waar het ooit voor stond, aan de economische gloriejaren, aan de zogenaamde zekerheid, aan de royale pensioenen die onze ouders en grootouders eraan verdiend hebben. Ja, ook mijn grootvader. So spare me the lecture, please! Maar dat is toen. En toen is er niet meer mensen. We leven niet toen, we leven nu. En als we zo doorgaan, onszelf verstikkend in onze angst, dan wordt straks heel lelijk en somber.ADBrief 800 Want wake-up call: STRAKS wordt niet net als TOEN. Nooit! There is a saying that ‘assumption is the mother of alle f*-ups’. In this case ‘nostalgia is the mother of all f*-ups’. Nostalgie is van geen elke waarde, als het niet gepaard gaat met lessen getrokken uit dat verleden waar we zo naartoe terugverlangen. Dat verleden dat wij in onze herinnering hebben vervormd, verbasterd en geromantiseerd. Want in die gloriejaren, die gloriejaren van onze prachtige olieraffinaderij, wie had werkelijk de glorie? Wij? Nee, natuurlijk niet! De Koninklijke Shell had de glorie. En ze hebben ons achtergelaten met de rotzooi. Nee, herstel: wij hebben hen laten gaan en hen zelfs hartelijk bedankt voor die rotzooi die ze ons cadeau hebben gedaan voor 4 gulden. Goed, wij wisten toen niet beter zegt men dan. En ik geloof oprecht dat we toen niet beter wisten. Mijn probleem is dat wij nu wel beter weten verdorie! En als we nu wel beter weten, waarom in vredesnaam doen we dan precies hetzelfde als in 1985? Ik was toen 6 jaar oud. Ik ben nu 37 jaar oud. 31 jaar people, 31 jaar! En we doen het nog steeds. Ja en amen zeggen tegen de meester. Wij geven liever het kostbaarste stuk land en de haven van ons eiland aan de Communistische Republiek China, dan dat we onszelf eens recht in de ogen kijken. Waarom? Omdat we heel bang zijn voor wat we daar gaan vinden: een slaaf, een slaaf die verslaafd is aan slaaf zijn. Hij kan niet anders, hij weet niet beter en hij schijt in z’n broek voor de dag dat de vrijheid werkelijk komt. Die vrijheid waar hij zo stoer om loopt te roepen, die vrijheid die hij zegt te verdienen. Wanneer die namelijk echt komt, dan is er niemand om de schuld aan te geven, niemand om je achter te verschuilen, niemand om te vernederen omdat je alleen dan de maskerade aan jezelf kunt rechtvaardigen. Niemand. Dus is de eigenaar van de snèk op de hoek (zelfstandig ondernemer, vrouw en kinderen achterlatend, in het diepe gesprongen en uit China overgekomen om hier een leven op te bouwen, even voor de duidelijkheid) nog altijd ‘Hé Chino!’ en niet ‘meneer’. Well, I have news for you, you self-absorbed sorry excuse for an African descendant. ‘Chino’ just bought your country right from under your nose. En je stond erbij en je keek ernaar. Net als naar die ‘beren die broodjes konden smeren’. Ik wou zo graag dat wij leerden om niet meer andermans broodjes te smeren, maar onze eigen boontjes te doppen. Maar ga volgende week vooral stemmen. Zodat er voor de zoveelste keer weer geen moer verandert. Tula zou zich schamen. Wij moeten ons schamen! Diep schamen, in plaats van met Tula’s naam te koop te lopen. Wij verdienen de heldhaftige legende van Tula helemaal niet.
Zo, dat is eruit. Nu ga ik slapen. Pasa un bon anochi.

Jairo Lobo,
Puerto Vallarta, México