Reactie op het opiniestuk van mr. Rutsel Martha.
Martha begint zijn stuk met het aanhalen van Curaçao als internationaal financieel centrum waarbinnen vaak conflicten voorkomen tussen belanghebbenden. Vervolgens of het enquêteonderzoek van professor Willems aanleiding zou kunnen geven dat er onderzoek zou gedaan kunnen worden voor de datum van 1 januari 2012, de ingangsdatum van de enquêteregeling. Vervolgens trekt hij juridisch in twijfel dat de onderzoeker gebeurtenissen heeft onderzocht voor deze datum. Vervolgens eindigt hij met de conclusie dat het rapport Willems terzijde gelegd zou moeten worden, ook als dat zou betekenen dat het rapport niet kan dienen om Schotte c.s. ter verantwoording te roepen.
In het rapport staat onder inleiding onder punt 6 correspondentie tussen mr. Boersema - advocaat van Schotte - en de onderzoeker over ditzelfde onderwerp en het commentaar van Willems onder punt 8: dat het de onderzoeker vrij staat zijn opvatting te formuleren over feiten die zich voor 1 januari 2012 hebben voorgedaan en meent dat de beslissing over het verzoek van Boersema op diens verzoek slechts aan het Hof is en om die reden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van Boersema.
Het hele verhaal rondom het financieel centrum en lekverlies van Martha slaat nergens op en geeft de lezer alleen maar het gevoel dat er blijkbaar ook daar het een en ander niet pluis is, waarom begin je er anders over? Simpel had Martha aan kunnen geven het eens te zijn met Boersema en oneens met de onderzoeker Willems en zich beperken tot deze enquête, juridisch zich eventueel kunnen beklagen bij het Hof. Mij komt het hele betoog maar vaag over en ik vraag me af wat de diepere achtergrond is?
Henk Pasman (geen jurist),
Curaçao

ADletters logo