Het besef dat het voor de kinderen op de ABC-eilanden wel eens van groot nut zou kunnen zijn om een Engels leerplan in te voeren op de lagere en middelbare scholen begint eindelijk krachtig door te dringen tot sommige Antilliaanse bestuurders op de voormalige Nederlandse Antillen.
Zorgen om de begroting is één ding. Zorg voor kinderen iets anders. En wel zo belangrijk.
Ik las tot mijn genoegen in de <I>AweMainta<I> van 28 september dat de Arubaanse minister van Onderwijs, mevrouw Michelle Hooyboer-Winklaar, zich ontpopt als een serieuze pleitbezorgster voor de invoering van een Engels leerplan op de scholen in Aruba.
Een Engels curriculum zou de Arubaanse kinderen in staat stellen om zich voor verdere studie makkelijker te ontplooien in het Engelssprekende deel van het Caribisch gebied of daarbuiten. Vanzelfsprekend blijft ook de mogelijkheid open om in Nederland te gaan studeren. Er is een groot aantal Engelstalige opleidingen aan Nederlandse universiteiten en hogescholen.
Voorzichtigheid blijft echter geboden. Het gevaar bestaat dat, afhankelijk van welk programma er zal worden gekozen, er een kloof zal ontstaan tussen rijk en arm. Programma’s als het diplomaprogramma van het International Baccalaureate (IB) zijn duur en het schoolgeld is niet voor iedereen makkelijk te betalen. Beleidsmakers zouden goede afspraken moeten maken met de directie van het IB om tot een goede financiële regeling te komen die het voor elk kind mogelijk maakt om die opleiding te volgen.
Behalve het diplomaprogramma voor de laatste klassen van de middelbare school heeft de International Schools Association (ISA) indertijd een programma ontwikkeld voor 11-16 jarigen dat ik als curriculum-leider in dienst van het IB (dat het programma heeft geadopteerd en verder ontwikkeld) jarenlang heb mogen leiden.
Natuurlijk kan er ook gekozen worden voor een Caribisch programma als dat van de Caribbean Examination Council dat al in een aantal landen is ingevoerd. Ook dat programma zal goed bestudeerd moeten worden en op zijn merites beoordeeld in verband met vervolgopleidingen. Met dat CXC-programma is al ervaring opgedaan en er moeten dus gegevens bekend zijn over de vervolgresultaten op de arbeidsmarkt. Het is een voorwaarde dat een programma goede aansluiting biedt op - praktisch of theoretisch gerichte - vervolgopleidingen.
Een bijkomend gevolg van Engelstalige curricula op de scholen zal ongetwijfeld zijn dat de kinderen die van school komen en in Nederland willen gaan studeren het Nederlands niet meer zullen beheersen. Dat hoeft geen bezwaar te zijn. Bijna iedereen spreekt een mondje Engels en de voordelen van de Engelse taal zullen van onschatbare waarde blijken. Alleen al het feit dat de meeste studieboeken in het Engels zijn geschreven is een argument dat pleit voor een goede Engelstalige vooropleiding. Een bijkomend voordeel is dat studenten van de ABC-eilanden niet meer opgescheept zitten met een achterstand van twee jaar op Nederlandstalig gebied, hetgeen nu wel het geval is en een hoop frustratie oplevert.
Ongetwijfeld zullen er protesten komen van Nederlandse ouders die wonen en werken op Aruba en die - ook begrijpelijk - graag een Nederlandstalige opleiding voor hun kinderen willen. Dat is dan jammer. De Arubaanse regering moet in de eerste plaats denken aan het belang van de Arubaanse kinderen. Nederlandse ouders zijn vrij om voor een school met Engelstalig curriculum te kiezen of om - liefst door de Nederlandse Staat gesubsidieerde - privéscholen op te richten.
Al jarenlang pleit ik voor de invoering van het Engels op de Antilliaanse scholen. Sint Eustatius is nu ook om. Het is te hopen dat er op Curaçao ook wat beweging komt in het denken op dit gebied. En weet u wat ook een bijkomend voordeel is? Dat de Nederlandse en Antilliaanse bestuurders en leidinggevenden taalkundig (en dus emotioneel gezien) op gelijke voet met elkaar zullen moeten onderhandelen. Namelijk in het Engels. Nederlanders zullen geen superioriteitsgevoelens meer kunnen ontlenen aan het feit dat ze - over het algemeen - beter Nederlands spreken dan de gemiddelde gedekoloniseerde Antilliaan.
De overgang naar Engelstalig onderwijs zal niet makkelijk zijn. Er zullen hoge eisen aan de leerkrachten worden gesteld en idealiter zouden er ‘native speakers’ als leerkrachten moeten worden geworven. Voor bestaande leerkrachten zouden er verplichte cursussen van hoog niveau moeten worden gegeven die met succes dienen te worden afgerond.
Dat alles vereist een goede voorbereiding. Het is daarom aan te bevelen pas met Engelstalige curricula te beginnen als de voorbereidingen zijn afgerond, de toekomstige leraren goed Engels spreken en het lesmateriaal klaar is. Het jaar 2016 lijkt me daarom wat te vroeg voor zo’n ingrijpende onderneming.
Voorlopig: Pabien, Michelle! Cu pasenshi bo ta gana gloria.

Fred de Haas,

Nederland