Door Henry Habibe
Toen ik hoorde dat Enrique Muller was overleden, bekroop mij een vreemd gevoel. Nauwelijks drie maanden geleden probeerde ik hem te bellen en kreeg ik (tot driemaal toe) geen gehoor. Nu verneem ik dat hij er niet meer is. Ik had een sterke band met hem. Sinds 1984, (ik ging in 1983 op Curaçao werken) is er een grote vriendschap ontstaan. Deze werd zodanig gekoesterd dat, toen ik uit Curaçao vertrok, die band bleef bestaan. Als ik even (of voor langere tijd) op zijn eiland terug was, gingen we telkens ergens zitten babbelen, of - vaker nog - geboeid met elkaar praten. Wij hadden veel gemeenschappelijke interesses. Een daarvan was de problematiek omtrent de invoering van het Papiaments op de basisschool. In de jaren zestig hebben zich daar onder andere Nelly Prins-Winkel en Jules de Palm mee bezig gehouden. Enrique heeft zijn doctoraalscriptie (1975) daaraan gewijd (‘Naar een Papiamentstalige basisschool’). Het verschil tussen hem en de genoemde deskundigen is echter dat Enrique niet alleen aan onderwijspsychologie gedaan heeft, maar zich tevens bekwaamd heeft als taalwetenschapper. Aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) behaalde hij eerst zijn MO-Nederlands en is daarna doorgegaan voor zijn doctoraal Algemene Taalwetenschappen. Zijn deskundigheid op dit gebied is op te maken uit verschillende essays. Een daarvan is ‘Some specific rules in Papiamentu syntax’, waarmee hij in 1981 deelnam aan de Conferentie ‘Papiamentu, Problems & Possibilities, die in dat jaar op Curaçao gehouden werd. Andere taalkundige artikelen heeft hij onder andere in Kristòf en Homenahe na Raúl Römer gepubliceerd. In 1989 promoveerde Enrique op een proefschrift over de grammatica van het Papiaments. Maar reeds in de jaren zeventig hield hij zich bezig met een methode om kinderen te leren lezen en schrijven in het Papiaments, waarbij de kinderen zelf hun verhalen schreven en ieder kind zijn eigen ‘woordenbank’ opbouwde.
Enrique was niet alleen een briljante taalwetenschapper. Hij was bovendien een echte leermeester en een ‘man uit het veld’. Als gecommitteerde bij het examen Papiaments op de Pedagogische Academie heb ik hem ooit mogen meemaken. Zoals hij de examens afnam! Op een zeer gedisciplineerde wijze. Mocht hij bijvoorbeeld het woord ‘luminada’ horen in plaats van ‘limonada’, dan corrigeerde hij, want dat woord - zo redeneerde hij - is door een onzorgvuldigheid ontstaan. In het onderwijs moet je tegen degene die ‘luminada’ gebruikt zeggen: ‘dat woord is verkeerd’. Enrique was van mening dat bepaalde woorden (gebaseerd op onwetendheid) gecorrigeerd dienden te worden. Zijn eigen woorden: ‘Je moet niet al te bescheiden zijn. Op een gegeven moment moet je durven zeggen: dit is fout’.
Enrique schitterde door zijn communicatieve eigenschappen. Hij maakte het publiek bewust van het belang van de eigen taal en van de verantwoordelijkheid om bij te dragen tot de ontwikkeling van deze taal. Zo verspreidde hij zijn gedachten via radio-uitzendingen (‘Papia Kòrsou’). Legio mensen, niet alleen zijn studenten, heeft hij in verschillende opzichten geholpen en begeleid. Al die namen opnoemen heeft nu geen zin. Ik beperk me gemakshalve tot die van Renée Hendrikse-Rigaud, wier studie ‘2.000 Proverbio i Ekspreshon’ (2.000 Spreekwoorden en gezegden) zonder de medewerking van Enrique niet tot stand zou zijn gekomen. Dit werk werd dan ook opgedragen aan ‘Dr. Enrique Muller’.
Ook met literatuur hield Enrique zich bezig. Het bewijs hiervan heeft hij geleverd door zélf ook poëzie te schrijven (Seru Mesa, 1976). Papiamentstalige poëzie wel te verstaan. Ook bestudeerde hij andermans poëzie. In 1977 sprak hij zijn bewondering uit over de poëzie van Luis Daal. Daal is bekend geworden door zijn Papiamentstalige poëzie. Naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van een selectie van Daals gedichten, verschenen als ‘Na ora oradu’ (vertaling door Fred de Haas), gaf Enrique blijk van zijn deskundigheid op het literaire vlak. Hij drong door in de natuurlyriek die Daal in zijn bundels ‘Kosecha di Maloa’ en ‘Sinfonia di Speransa’ ontvouwd had. Hij was van mening dat Daal met zijn Papiamentstalige gedichten aan de eigen taal ‘een onschatbare dienst’ bewezen had. Zelf stelde hij dat literatuur een belangrijkere plaats innam dan taalkunde. Daarvan getuigden de volgende woorden uit 1989: ,,Via de literatuur ga je de hele cultuur binnen en ook de geschiedenis en de levens van mensen. Taalkunde is een ondersteunend iets waarbij men voortdurend met de levende stof, de literatuur, bezig is.” Zo bewees Enrique ook zelf een grote dienst aan het Papiaments. Hij vertaalde fabels van Esopus in het Papiaments. Zijn eerste kinderverhaal, ‘Sin ni sikiera un welensali’ (Zonder ook maar een welensali; wilde salie) dateert uit 1980. Andere kinderverhalen zijn ‘Shon Totolika’ (Meneer/Mevrouw Grondduif) en ‘Konsierto’. Waarschijnlijk uit pedagogisch-didactisch oogpunt gaf hij meestal een bepaalde structuur aan die verhalen (zinnen volgens strofen opgebouwd). De verhalen uit de bundel ‘Kuenta Folklóriko’ echter, zijn niet volgens zulke strofen gestructureerd. Zelfs nadat hij blind werd ging hij ijverig door: hij hield lezingen, hielp met vertalingen, werd medewerker op het Fundashon Planifikashon di Idioma (FPI), waar hij het presteerde in 2007 zijn linguïstische verhandeling ‘Algun Fenómeno den Desaroyo di Papiamentu’ gepubliceerd te krijgen.
Nu Enrique is heengegaan is het niet meer mogelijk om, bij eventuele bezoeken aan Curaçao, met hem te praten over al die taalkundige en literaire thema’s, die wij samen plachten te behandelen. Hij ruste in vrede.


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.