Door Bas Jussen
,,Ik zal jou nog eens even een lesje leren voordat je ons verlaat”, klonk het binnen. Iemand spartelde uit man en macht en het gekreun werd iets luider. Wouter begreep wat er gaande was. Hij overmande zijn angst, sprong op en holde naar de deur. Ernst-Jan schrok zich rot toen buiten geluid hoorde. Hij rolde van Flora af en stond binnen een tel rechtop. Wouter rukte de deur wijd open en een bundel van maanlicht drong de schuur binnen. Daar stond Ernst-Jan, zijn broek op de enkels, zijn penis omhoog wijzend als een lans, op het punt om toe te steken. Flora lag op haar rug. De onderkleding van de slavin was naar beneden gerukt en haar benen waren gespreid. Ze had een prop van lappen in haar mond met daarboven twee wijd opengesperde ogen die overliepen van paniek. Haar armen verdwenen achter haar romp, waar ze met stalen boeien vastgeketend waren. Wouters aandacht ging echter uit naar Ernst-Jan die daar badend in het maanlicht stond, zijn paarse geslachtsdeel zachtjes vibrerend van opwinding. De jongen voelde zich betrapt en woest tegelijk. ,,Jij komt ook wel aan de beurt! Maar ik was hier eerst. Ik wilde haar net gaan straffen”, snauwde hij. ,,Je weet hoe heer Eickelboom hierover denkt, dadelijk beschadig je haar nog en morgen moeten we haar verkopen”, riep Wouter terug. ,,Daarom moeten we haar nu nog straffen”, reageerde Ernst-Jan. ,,We kunnen daar nog plezier aan beleven, ik durf te wedden dat je nog nooit een nikker hebt gehad!” De kwaadaardige blanke draaide zich een halve slag en wierp een opgewonden blik op het zwarte meisje dat hij begeerde. Schuim hoopte op in zijn mondhoeken en zachtjes streelde hij het topje van zijn harde penis. Wouter kookte van binnen. Het lot van Flora hield hem amper bezig, zij had per slot van rekening Anna willen vergiftigen. De perversiteit en ongehoorzaamheid van Ernst-Jan deed hem echter koken van woede. Hij zette zich schrap en besloot hem grof te beledigen. ,,Ik verlaag me niet tot het nemen van een minderwaardig ras, ik doe dat soort dingen wel met je zus!”, blafte hij Ernst-Jan toe. Deze versteende in schok. Even moest hij de woorden tot zich laten doordringen, om toen naar voren te stormen in een aanvalspoging. Hij struikelde echter over zijn eigen broek die nog rond zijn enkels zat. Wouter aarzelde geen moment, sprong op de jongen af en hield zijn mes in de aanslag voor het puntje van Ernst-Jans neus. Bij het zien van het wapen, hield deze zich gedeisd. ,,Opstaan!”, beval Wouter. De sadist klauterde overeind en boog zich voorover om zijn broek op te hijsen. De Hollander schudde echter het hoofd, met de broek naar beneden was Ernst-Jan een stuk minder gevaarlijk.
,,Ik smeek je, zeg niets tegen je oom”, kermde de ontklede jongen. Zonder karabijn, met zijn broek op de enkels en met de ogen naar de grond gericht oogde de bibberende Ernst-Jan amper als de ongehoorzame sadist die hij was. Zo moest hij eruit hebben gezien voordat hij Fort Amsterdam werd uitgeranseld na de diefstal. Een zielig ogende, magere jongeman die zijn eigen mannelijkheid verloochende met zijn gesmeek. ,,Ik zeg geen woord”, zei Wouter. Een duivelse glimlach ontsierde het magere gelaat van Ernst-Jan. ,,Als jij belooft een goed woordje voor me te doen bij je zus en je ouders”, vervolgde Wouter echter. De glimlach smolt als sneeuw voor de zon. Dit drong tegen alle voornemens van Ernst-Jan in. Hij had gezworen dat Anna nooit met deze Hollander zou trouwen. Met grote tegenzin accepteerde hij het aanbod. Hij wilde zijn broek opnieuw ophijsen. Langzaam bewoog Wouter zijn vinger op en neer ter afkeuring. ,,Laat me in ieder geval die prop uit haar mond halen”, opperde Ernst-Jan. ,,Het zou niet goed zijn als ze haar morgen zo aantreffen.” Hij kreeg toestemming en boog zich over Flora. Met zijn wijsvinger streelde hij haar wang om vervolgens de lappen uit haar mond te verwijderen. Zachtjes kneedde hij zijn inmiddels bungelende geslachtsdeel waar zij het kon zien. Hij drukte zijn natte kwijlerige lippen tegen haar oor. ,,Als iedereen slaapt kom ik terug om ons feestje af te maken”, siste hij zachtjes, om vervolgens zijn tong in haar oorschelp rond te laten draaien. Het meisje schoof haar lichaam naar achteren en botste met haar hoofd tegen de planken.
,,Kom, we gaan voordat ze ons missen!”, riep Wouter, die het gefluister van Ernst-Jan niet had verstaan. Samen liepen ze door de tuin terug naar het landhuis. Ernst-Jan voorop, zijn onderlichaam vernederend ontbloot. Flora rolde op haar buik. Tranen liepen over haar wangen. Angstig bleef ze minuten lang liggen. Het bleef echter stil. De blanken waren verdwenen. Ze keek recht tegen de dikke, grauwe eeltplekken aan, een gevolg van urenlang, zittend op haar knieën, schrobben en boenen. De ruwe houten vloeren in het landhuis, de tegels op de galerij, ze hadden haar huid veranderd in een rotsachtig, hard landschap van wild vlees, bulten en blaren. Flora trok haar blote voeten tegen haar billen, haar knieën beschermend tegen haar zwangere buik. In deze foetus houding probeerde ze haar gestrekte armen over haar voeten te manoeuvreren om zo haar handen voor haar lichaam te krijgen. De boeien klemden om haar polsen, die paarse en blauwe plekken vertoonden van eerdere pogingen om zich los te wrikken. Ondanks de pijn bleef ze verbeten proberen. Ze voelde een warm straaltje bloed langs haar hand sijpelen, maar gaf de moed niet op. De zware ketting, die de boeien verbond, schuurde langs haar hielen. Ze trok haar benen verder op, ze voelde een verschrikkelijk pijnscheut in haar maag alsof haar hele lichaam haar baarmoeder in werd geperst. Met haar tanden op elkaar bleef ze roerloos liggen. Toen ontspande ze en bleef als een opgekruld slapend dier liggen, haar hoofd tegen de borst gedrukt. Ze vroeg zich af of Ernst-Jan terug zou komen om zich aan haar te vergrijpen.
En al kwam hij niet terug, wat zou er morgen gebeuren? Ze had gezien hoe opstandige slaven de oceaan in waren gesmeten tijdens de overtocht. Hun gegil en gekrijs, de doodsangst in hun ogen kwelden haar ziel nog iedere nacht. Ze herinnerde nog goed de dag dat ze op de brug stond met schreeuwende, lijkbleke mannen om haar heen, die met een wilde blik in hun ogen, naar haar lichaam wezen. Vervolgens hadden ze haar verminkt met een brandmerk. Datgene wat nu zou komen, was wellicht nog erger dan al het voorgaande, ze had immers de toorn van de witte duivels over zich heen geroepen. Wat Flora echter de meeste zorgen baarde, was haar kind. Nu nog veilig in haar buik, maar spoedig overgeleverd aan de genade van haar meesters. Haar kind zou opgroeien als bezit van deze bleke vreemdelingen, in waarde schommelend tussen die van een geit en een huifkar. Ze kon de baby voelen trappelen in haar lichaam. De boeien om haar bebloede polsen verhinderden echter iedere streling over haar glooiende buik. Zachtjes fluisterde ze liefkozende Afrikaanse woorden, die ooit ook tegen haarzelf waren gesproken in de tijd dat zij nog vrij mens was.