Door Bas Jussen
Net toen Flora, met haar rug tegen de kast, op de grond zakte, kwam de aranje weer tevoorschijn. Ze greep de stulp en plantte deze zo hard over de spin dat het glas bijna brak. Met een zucht van opluchting deponeerde ze het insect weer in het buideltje dat ze veilig opborg in haar schort.
Vluchtig maakte ze de slaapkamers schoon. Ze dacht er even over om Wouter, die haar arm had verwond, te trakteren op een verassing tussen zijn kleren. Maar voordat de blanke opziener terug was, zou het gevaar op poten allang zijn weggekropen.
Voor de slaapkamer van Anna hield Flora halt. Ze had de instructie gekregen het blanke meisje te laten rusten. Ze gluurde door de deuropening naar binnen. Anna zat met de rug naar haar toegekeerd. Zonnestralen streelden door de blonde haren. Ze zag er onschuldig uit, dat bleke meisje. Even twijfelde Flora aan het plan waarmee ze de hele ochtend had rondgelopen. Hoewel Anna nooit met haar alleen had durven achterblijven in de keuken, was ze nimmer onaardig geweest. Ze leek over een zacht karakter te beschikken, zo zacht als haar stem. Toch zou Koko zijn reden hebben gehad om haar te belagen, zo veronderstelde de slavin.
De uren verstreken tergend langzaam. Uiteindelijk kwam dan het lang verwachte ogenblik dat het eten werd opgediend. Anna had voor het eerst die dag haar slaapkamer verlaten en was aangeschoven aan de tafel. De mannen hadden hun met zweet doordrenkte kleren net verwisseld na een dag noeste arbeid. Hongerig staarden ze naar de dampende ketel met bonen die Flora de kamer binnendroeg. Voorzichtig lepelde ze iedereen een portie in het bord. Toen ze bij Anna was aangekomen, slaakte ze een lichte kreet, draaide zich om en zette verschrikt de ketel op een kastje. Ze stopte haar vinger in haar mond en zoog eraan, alsof zij zich had verbrand. Met de rug naar het gezelschap gekeerd, haalde ze met haar andere hand vluchtig de buidel tevoorschijn. Ze trok het touwtje los en dropte de spin in de opscheplepel. Vervolgens lepelde ze een portie bonen uit de ketel.
,,Wat doe je daar?”, vroeg Maria, die net met een dienblad vol gebraden schaapsvlees ongemerkt achter haar was komen staan. Verschrikt liet Flora de lepel uit haar handen vallen. Warme bonen kletterden op de vloer. Uit de bruine kroop het kleine, zwarte spinnetje omhoog. Met opengesperde mond staarde Maria naar de grond, vervolgens keek ze vol ongeloof naar de slavin. Met de vlakke hand gaf ze haar een klap, bukte zich voorover en strekte haar hand uit om het ongedierte tussen de bonen vandaan te vissen. Hendrik was opgesprongen en greep haar pols stevig vast. Even bestudeerde hij de spin, hief toen zijn gelaarsde voet omhoog en verpletterde de aranje en daarmee Flora’s hoop op wraak.
Vol ongeloof staarde het gezelschap haar aan. Ernst-Jan was de eerste die uit zijn stoel omhoog schoot. Flora holde de kamer uit, de galerij op en de trappen af naar buiten. Ze hoorde het geschreeuw van de mannen achter zich. Jan zat haar op de hielen. Hij strekte zijn armen en struikelde maar wist in zijn val haar enkel beet te pakken. Hoewel ze hierdoor niet uit evenwicht raakte, belette het haar vlucht. Al spoedig was Flora omringd door blanken. De zwangere vrouw verzette zich hevig tegen haar belagers. Ze stampte, krabde en beet om zich heen. Vloekend deinsde Ernst-Jan achteruit nadat ze haar vuile nagels in zijn oog had gestoken. De overmacht bleek te groot. Binnen luttele ogenblikken lag de slavin gekneveld met Jans hemd op haar rug naar de helderblauwe hemel te staren.
,,Ik heb gezien hoe ze die spin ving in heer Eickelboom’s kamer. Ik dacht dat ze hem had platgetrapt”, hoorde ze Maria zeggen. Ook hoorde ze Anna zachtjes snikken, terwijl Wouter haar probeerde gerust te stellen. Hendrik en Jan mompelden iets op de achtergrond. Maar de stem die ze het meest vreesde, hoorde Flora niet. Ernst-Jan was tot haar verbazing niet langer aanwezig. Net toen ze dacht dat ze opgelucht kon ademhalen, hoorde ze hem naderen. Op enkele meters afstand hield hij halt. Ze blikte opzij en zag hoe hij een schop in de grond stak. Zonder zich om de bloedende krassen in zijn gezicht te bekommeren, groef hij een kleine kuil in de aarde.
Hendrik en Jan trokken de slavin overeind. Ze keken elkaar vragend aan. Nog voordat zij over haar lot konden beschikken, rukte Ernst-Jan haar los en sleurde haar mee naar de kleine kuil. Hij duwde haar omver, ze kon zich nog net met haar handen opvangen. Ze voelde hoe een hand haar ruw in de kraag vatte en boven het gat sleurde. Een klap op haar onderrug deed haar spieren verslappen en ze zakte ineen. Ernst-Jan greep haar enkels en trok haar zo in positie dat de buik met haar ongeboren kind precies in het gat terecht kwam. Schijnbaar was het zijn bedoeling dat de kuil de kwetsbare buik van Flora zou beschermen bij wat komen ging. ,,We willen het toekomstige eigendom van heer Eickelboom niet beschadigen hè?”, siste de sadist immers in haar oor. Hij rukte zijn riem los uit zijn broek. Niemand had nog ingegrepen, danig onder de indruk van het optreden. Nu stapte Jan echter naar voren en greep Ernst-Jan stevig vast. ,,De enige die hier straffen uitdeelt is heer Eickelboom”, klonk het luid. De razende jongeman probeerde zich los te rukken uit de ijzeren greep, zonder veel succes. ,,Breng dat wicht naar de schuur”, beval Jan. Hendrik volgde de order op. Pas toen hij met de slavin in de schuur verdwenen was, liet Jan de jongen los.
Niet veel later hadden alle blanken zich verzameld in de kamer van de shon. De enige zwarte die was gesommeerd op te draven, was de oude Sebastiaan. Hem werd het vuur aan de schenen gelegd. ,,Wat is er gaande? Heb jij je mensen niet meer onder controle?”, vroeg een boze meester Eickelboom. ,,Het lijkt wel of jullie allemaal in opstand komen. Maar ik zal iedere opstand in de kiem smoren!” Dreigend richtte hij zijn vinger op de bejaarde neger. Daarna wees hij naar Anna. ,,Hoe durven jullie een dame te belagen? Wat heeft dat kind jullie misdaan?” Sebastiaan probeerde te antwoorden, maar kreeg geen kans. ,,Ik wil weten wat er gaande is, wie er betrokken zijn bij dit complot. Ik wil weten waarom wij, na alle goede zorg voor jullie, het slachtoffer worden van deze gekte?! Nadat wij jullie hebben gekleed, gevoed en van hutten hebben voorzien.” Oom Gerard was buiten adem, wat hem tot zwijgen dwong. De oude neger opende zijn mond, maar kon ook niet met een antwoord komen. Hij probeerde de gemoederen te sussen. Hij herinnerde zijn meester eraan dat zich nooit eerder zulke problemen hadden voorgedaan in al die jaren dat Eickelboom de plantage in zijn bezit had. Smekend keek hij naar Hendrik om bijval. Deze kon niets anders doen dat beamen wat Sebastiaan zojuist had gesteld. Afgezien van een aantal incidenten als het stelen van wat brood, waren er nooit problemen geweest. De slaven hadden trouw hun werk verricht zonder te morren. Wrede straffen als het afsnijden van oren, bekend uit andere koloniën, waren nimmer aan de orde geweest. Noch de meesters noch de slaven hadden zich ooit beklaagd over de gang van zaken.