Hoofdstuk 11

Ontluikende liefde

Door Bas Jussen
Hij had amper kunnen slapen. Het leek wel de nacht voor Kerstmis, wanneer hij vol verwachting nauwelijks slaap kon vatten. Het was een van de weinige dagen in Nederland dat er volop eten was. Geen gepekelde haring, maar grote sappige lappen rundvlees en stoofperen, kippenbouten en warme melk met cacao. Maar vandaag dacht hij niet aan eten. Zijn maïsbrood bleef onaangeroerd op tafel liggen. Met flinke passen stapte Wouter door de opslagplaats. Vlak voordat hij tegen de muur botste, draaide hij zich op zijn hakken om en ijsbeerde de andere kant op. Hij klakte met zijn tong tegen zijn gehemelte en spoorde Jan aan haast te maken. ,,Je lijkt wel door de bliksem getroffen!”, knorde de tomaat terwijl hij naar buiten slofte met de loomheid van een net ontwaakte hond.
Het tweetal stak de baai over in een van de pontjes. Wouter liet zijn hand zakken en schepte het zoute zeewater op. Met de ogen stijf op elkaar geknepen, streek hij zijn haren ermee glad naar achteren. Een onwillige pluk, die alsmaar terugwipte in de richting van zijn voorhoofd, werd ruw naar achteren gerukt. Zo ruw dat enkele haren uit de kruin werden getrokken. Hoofdschuddend sloeg Jan hem gade. ,,Dadelijk scalpeer je jezelf nog. Het lijkt wel of je er mooi uit wilt zien voor de varkens en koeien.” De veerman scheen Wouter beter te begrijpen en gaf hem een knipoog toen ze aan wal gingen.
De penetrante, zure geur van mest en het geschreeuw van de handelaren lokte hen een brede straat in. Aan weerszijden werden schapen geiten en kippen tentoongesteld. Sommige in kooien, andere loslopend in een veekoraal. Brullende, ongeschoren kerels prezen hun vee aan. Een dikke, naar kippenstront riekende mulat tikte met een tak op het achterwerk van zijn dieren. ,,Heerlijk vlees, kijk eens naar al dat vlees!”, loofde hij het achterwerk van zijn dier. Wouter had nauwelijks oog voor de vetgemeste kip. Hij probeerde over de massa heen te kijken in de hoop een glimp op te vangen van Loanicia. Ondanks dat hij door zijn lange benen over de mensenmassa’s heen kon kijken, kon hij haar niet vinden te midden van de boeren en hun klanten. Hij moest zich zien te ontdoen van Jan, zodat hij ook de steegjes kon bezoeken, waar mensen krioelden als mieren op een gevallen vrucht. ,,Ik zie hier geen ezels. Als jij verder loopt en ik in de zijstraten kijk, dan ontmoeten we elkaar hier straks weer”, zei Wouter. Jan haalde zijn schouders op. De tomaat wilde gewoon weer zo snel mogelijk weg van al het kabaal, de stank en vooral de honderden zoemende vliegen.
Wouter wrong zich tussen de beesten en hun eigenaren door. Hij was zo druk bezig met het zoeken naar zijn parel in dit openbare riool dat hij niet eens doorhad dat hij meerdere malen in een warme, geitenkeutels stapte.
Hij sloeg een smalle steeg aan zij rechterzijde in. Hier stonk het erger dan in de brede straat zojuist. De kleverige dampen van uitwerpselen en zweet bleven hangen tussen de nauwe muren, die steeds nauwer naar elkaar toe leken te hangen, slechts gescheiden door een smalle strook blauwe lucht in de hemel. Hij was een van weinige blanken in de steeg. Sommige mannen wierpen een misprijzende blik op hem en volgden zijn passen met hun donkere ogen, overdekt met norse borstelige wenkbrauwen. Verschillende talen rondom hem gaven Wouter het gevoel te zijn beland in een doolhof, waar hij op eigen kracht uit moest zien te komen. Was het wel verstandig verder de steeg in te lopen? Wouter stopte. Net toen hij terug wilde lopen zag hij een man met een Spaans uiterlijk twee fladderende witte kippen omhoog houden.
Zijn hart sloeg over. Het was alsof hij zojuist een dreun met een hamer had gekregen, recht in zijn gezicht. Daar stond Fernando! Hij herkende hem onmiddellijk. Loanicia zou toch wel bij hem zijn? Fernando had hem niet gezien, hij was te druk bezig met zijn spartelende pluimvee. Veren vlogen in het rond, de kippen sloegen spastisch met hun vleugels. Toen zag hij haar. Half verscholen achter haar vader. In haar rechterhand een mand met eieren in haar linker een leren buideltje. Hij wilde naar haar toelopen, maar een onzichtbare hand hield hem tegen. Opeens durfde hij niet meer, zijn voeten waren veranderd in loodzware keien die een onderdeel van het plaveisel vormden. Als een schip voor anker stond hij daar, hij wilde vooruit, maar iets hield hem tegen. Enerzijds was er die onweerstaanbare drang om haar te omhelzen, anderzijds de angst dat zij hem niet zou willen herkennen. Hij boog zijn hoofd. Onrustig friemelde hij aan zijn haar. Toen hij zijn hoofd weer ophief, keek ze hem recht in zijn ogen. Hij schrok, ze had hem betrapt. Hij liep vuurrood aan, wilde het liefst de smalle straat uithollen. Maar ze lachte. Ze zette het mandje neer en wenkte hem. Schuchter liep hij op haar af.
Nu herkende Fernando hem ook. Hij glimlachte. Loanicia gaf de buidel aan haar vader en kwam in Wouter’s richting gelopen. ,,Jij hier?”, riep ze verbaasd. Hij wist niet wat hij zeggen moest. Natuurlijk niet dat hij speciaal voor haar hier naartoe was gekomen. Een moment was hij afgesloten van de varkens, de boeren, de stank rondom hen. Niets anders dan haar zachte gezicht kon hij zien. Een gezicht dat straalde als een ster aan heldere hemel. Geluiden drongen niet langer tot hem door; niet het geroep van de verkopers, niet het mekkeren van de schapen noch het gekakel van de kippen. Zelfs haar stem hoorde hij niet; haar lippen bewogen, maar het geluid verstomde voordat het zijn oren bereikte. Ze pakte zijn schouder vast en schudde hem zachtjes uit zijn roes. Wouter was overmand met vreugde. ,,We zijn hier om een ezel te kopen”, stamelde hij. Ze glimlachte, ,,Ezel?” ,,Ja, een ezel om de kar te trekken”, verduidelijkte hij. ,,Kom”, zei ze, en pakte zonder enige aarzeling zijn hand. Wouters hart sloeg over bij de aanraking. Zou zij met hetzelfde verlangen aan hem hebben gedacht? Of wilde ze hem gewoon niet kwijtraken tussen de ongeschoren, slecht riekende boeren die zich rond hen opdrongen, meer geïnteresseerd in een magere koe dan in de prille schoonheid van een jongedame? Hij wilde er niet aan denken. Klemde haar kleine hand stevig vast in de zijne en genoot van haar aanraking terwijl zij hem meesleurde door de mensenmassa. Voor hem was het geen sleuren, maar dansen. De glibberige keien onder hem waren een plein, de boeren het publiek. Samen schuifelden ze langs de langs de kroegen en de kades van Amsterdam. Loanicia loodste Wouter naar een bredere straat, geflankeerd door pakhuizen die deftig afstaken tegen de armoedige onderkomens uit de steeg waar zij zojuist vandaan kwamen. Hier werd het duurdere vee verhandeld. Geiten, paarden, enkele runderen en ook een stel ezels. Loanicia wees op een goed gevoed exemplaar. Wouter knikte. Hij liep op het balkend beest, maar kwam niet ver. Een brute kracht rukte hem aan zijn hemd naar achter. ,,Ik heb je wel in de gaten!”, donderde een stem die hij maar al te goed wist thuis te brengen. Jan had hem en Loanicia betrapt. Wouter draaide zich om. ,,Ik kijk alleen naar dit dier”, verweerde hij zich. ,,Daarom zijn we toch hier, om een ezel te kopen?” Met een blik, die een heel leger kon vernietigen, richtte Jan zijn ogen op het meisje. ,,Zij heeft me geholpen de weg te vinden”, probeerde Wouter zich uit de situatie te redden. De tomaat hapte niet. ,,Ik heb je wel hand in hand zien hollen met die bruine boon”, brieste hij. Jans ijzeren knuist klemde zich om Wouters arm. Vastbesloten zijn eigen wil door te drijven, rukte hij zich los. ,,Ik ben geen slaaf en zij is geen bruine boon”, snauwde hij terug. De tomaat wist de verbale tegenaanval niet te waarderen. Ruw greep hij Wouters hemd en trok hem naar zich toe. De puntjes van hun neuzen raakten elkaar bijna aan. Het rode gezicht van Jan leek plotseling te gaan draaien. De pokdalige wangen, de aardappelvormige neus, de wijd opengesperde mond met dik, wit speeksel in de hoeken, ze versmolten samen tot een kokende brei lava waaruit grote stoomwolken omhoog kolkten. Twee kleine varkensogen lichtten plotseling op als gloeiende kolen. Een ware satan leek uit het hellevuur naar voren te springen.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.