Door Bas Jussen
Hoe ze waren thuisgekomen, kon Wouter zich de volgende ochtend niet meer herinneren. Zijn hoofd was zo zwaar als lood en dreunde bij het geringste geluid. Langzaam kroop hij overeind in het bed en wreef in zijn ogen. Het moest al laat zijn, de zon scheen fel door het raam naar binnen. Wouter sprenkelde wat water uit de kom naast het bed over zijn gezicht. Het liefst bleef hij nog even liggen, maar dan zou hij ongetwijfeld de woede van Jan op zijn hals halen.
En inderdaad, nog geen twee minuten na zijn ontwaken, hoorde Wouter de stem van de tomaat die beneden aan de trap zijn naam bulderde. Het geluid gonsde na in zijn hoofd als een kerkklok. Ondanks de hoofdpijn haastte hij zich en hees zich zo snel hij kon in zijn kleren, die nog riekten naar bier. In volle vaart stoof hij de trap af. Jan was zijn kater inmiddels allang de baas en keek fit uit zijn ogen. ,,Opschieten, we worden op de plantage verwacht”, deelde hij de slaperige Wouter mee. Enkele minuten later reden ze over de drukke kade. Het felle zonlicht, de hitte en de stank van zweet en open riolen bevorderde Wouters welzijn allerminst. Het gehobbel over de slechte wegen evenmin. Iedere keer als het houten wiel van de kar op een steen stootte, dreunde het in zijn hoofd.
Pas ver buiten de stad voelde Wouter zich weer beter worden. De frisse lucht en het meegenomen ontbijt van vers fruit deden hem goed. Opeens werd het weer helder wat er zich de vorige nacht had afgespeeld. Hij en Jan waren de kroegen ingedoken en hadden zich tegoed gedaan aan sterke drank en bier. Het geld dat Jan had overgehouden na hun aankoop op de slavenmarkt was ingezet bij een dobbelspel. Met de winst uit dit spel hadden ze zich naar een verderfelijke kroeg begeven, waar Jan had geslapen met een jonge mulattin. Indien zijn oom lucht kreeg van ook maar een van deze volkse activiteiten, hing hen een fikse straf boven het hoofd.
,,Over gisternacht”, sprak Wouter zachtjes, zonder zijn medeplichtige aan te kijken, ,,ik zal zwijgen als het graf.” Jan moest hard lachen. ,,De oude heer zal niet het minste vermoeden hebben”, beweerde de tomaat. Shon Eickelboom zou zich nimmer in het bruisende nachtleven van het eiland storten, hij had alleen oog voor geld. Hun geheim bleef veilig binnen de muren van de kroegen en het bordeel. Iedere aanwezige gast had wel iets dat hij liever niet in de openbaarheid bracht en er waren velen die meer te verliezen hadden dan zij.
Toen ze uiteindelijk bij het landhuis aankwamen, was iedereen al volop aan het werk. Ernst-Jan zeulde met grote zakken van de schuur naar een kar terwijl een slavin emmers water van de put naar het huis sjouwde. Oom Gerard zat voorovergebogen op de veranda, een van de weinige plekken waar de schaduw het aangenaam maakte te vertoeven. Langzaam controleerde hij de lange kolommen van cijfers in zijn duimdikke boek. Af en toe dipte hij zijn pen in een potje met inkt en krabbelde een aantekening naast de zijlijn. Een klein donker meisje zat niet ver van hem verwijderd. Op haar knieën gezeten, inspecteerde ze de vloer van de veranda en verwijderde met haar vingertjes het onkruid tussen de stenen. De rouwranden van haar lange nagels waren even zwart als haar huid. De hoop geplukt onkruid naast haar duidde erop dat zij hier al geruime tijd aan het werk was gesteld.
,,Jullie zijn laat”, bromde oom Gerard zonder op te kijken. ,,Neem Maria mee en toon die nieuweling de weg, ze zit sinds gisteravond opgesloten in de grote schuur”, instrueerde hij aan Jan, die Wouter mee wenkte. Maria leek opgelucht toen ze werd geroepen. Ze holde in de richting van de schuur. Daar lag de jonge slavin, op een berg hooi in de donkere ruimte. Een keten rond haar enkel. Het zag ernaar uit alsof zij zich vergeefs had proberen los te rukken. Diepe wonden cirkelden rond haar enkel en opgedroogd bloed kleefde aan het metaal. Jan merkte het ook op en greep de keten vast. Hij wees op het bloed en toen naar de wonden. Met een ferme ruk aan de ketting trok hij haar been hoog de lucht in. Het metaal drukte zich dieper in haar wonden. Het meisje gilde en Jan liet de ketting los. Vers bloed druppelde langs haar voet. Opnieuw wees Jan dreigend naar de keten. Met grote ogen vol van angst keek de jonge slavin hem aan. Jan haalde uit en sloeg haar met de vlakke hand tegen het gezicht. Klets!, klonk het hard toen zijn ruwe knuist vol met eelt contact maakte met de zachte, donkerbruine meisjeswangen. De afdruk van de hand op haar wang begon te gloeien. ,,Dat zal het wicht leren dat ze beter niet kan trachten te ontsnappen!”, mompelde hij. Tranen welden op in haar donkere ogen. Ze vouwde haar handen voor het gezicht, maar Wouter kon aan het gesnik horen dat ze huilde. Ook Maria besefte dat deze aanpak er juist voor zou zorgen dat het meisje geen kans onbenut zou laten om te ontsnappen. Ze pakte de slavin zachtjes bij haar hand en hielp haar overeind. Ze stak een sleutel in het slot dat de ketting bijeen hield en draaide deze om. Bij het horen van de klik deinsde het meisje terug, maar toen de last van de zware ketens van haar voet afviel, hield ze op met snotteren. Maria haalde een doek uit haar schort en veegde de tranen af. Met lieve, sussende woordjes sprak ze het bange kind toe. Jan schudde zijn hoofd. Maria nam de jonge slavin mee naar buiten, waar ze haar ogen samenkneep bij het zien van de zon. Hoeveel uren had ze daar binnen in de stoffige, donkere schuur opgesloten gezeten, vroeg Wouter zich af.
Het viertal begaf zich naar het slavenonderkomen aan de achterkant van het grote landhuis. Aan weerszijden van een kronkelend weggetje stonden enkele hutten. Voor een van de hutten zaten een oude grijze man en een bijna even oude, rimpelige vrouw. Ze keek nieuwsgierig op in de richting van het jonge meisje. De andere negers waren aan het werk op het land. Hun onderkomens lagen er verlaten en mistroostig bij. De van klei en twijgen geboetseerde hutten waren getooid met een dak van stro. Achter de schamele onderkomens waren her en der kleine tuintjes aangelegd. De grond was echter zo droog dat zelfs het onkruid er weigerde omhoog te schieten. Ze liepen de zandweg af, die langzaam naar beneden helde. Bij de laatste hut hielden ze halt. ,,Hier dit is je nieuwe huis”, zei de vrouw van de opzichter. De slavin begreep er geen barst van en staarde naar het krakkemikkige bouwsel. ,,Huis”, sprak Maria langzaam en wees op de lage deuropening. Ze deed het voor en wrong zich door de nauwe ingang terwijl ze het meisje meesleurde. Enkele seconden later kwam ze weer tevoorschijn uit het donkere hol. Ze pakte een grote buidel die naast de hut stond en zette deze voor het meisje neer. Met een lieve glimlach reikte ze de inhoud aan het meisje. Het waren kleine welkomstgeschenken. Enkele lappen katoen, een versierde houten drinkbeker, een pijpje en een bundeltje tabak. Tevens zaten er wat gebruiksvoorwerpen in als een schaaltje en een lepel. ,,Begin je jezelf al een beetje huis te voelen?”, vroeg ze met een ontwapenende glimlach. Nieuwsgierig keek de slavin naar het pijpje waar haar vingers mee speelden. Een kleine lach sierde haar volle lippen.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.