Door Lodewijk Daniel Gerhartsloderwijkgerharts

Groente, bloemen, koeien en stieren
Op Bonaire aan de weg naar het Lagoen, ligt de plantage ‘Guatemala’ met een oppervlakte van ongeveer 25 ha. De eigenaar was de heer J.H.A.W. Sprock, griffier bij het hof van justitie, die regelmatig Bonaire bezocht, wanneer een rechter naar Bonaire kwam om hier recht te spreken. De rechter bezocht ook Sint Maarten regelmatig. Voor het reizen werd gebruikgemaakt van het schip van de KNSM dat de verbinding tussen de ABC-eilanden en de Bovenwinden onderhield. Dat waren de Atlas, Baralt, El Libertador enzovoort. Wanneer Sprock vakantie had, kwam hij meestal naar Bonaire en ik bracht hem naar zijn plantage waar een goed onderhouden huis stond.
Op een zekere dag zei de heer Sprock, dat hij de plantage wel wilde verkopen en hij vroeg of ik geen belangstelling had. Ja, dat had ik, maar ik had geen duit. Wij kwamen echter overeen dat ik ‘Guatemala’ zou kopen voor de som van 6.500 gulden en dat ik de koopprijs zou betalen in regelmatige aflossingen. Er waren een oude aloë-aanplant, het huis waarvan ik reeds sprak, twee waterputten met windmolens en een aardig hofje met vruchtbomen. Onder hofje werd verstaan een stukje grond waar vruchtbomen, groente, en rankvruchten enzovoort werden verbouwd.
De grond, speciaal het oostelijke gedeelte, leek mij goed genoeg om daar groente te kweken. Ik nam in dienst Heronimo (Joonchi) Wanga, een zoon van de oude Sjon Ben Wanga, opzichter van de plantage Aruba in Amboina. Een harde werker, die op nieuwjaarsmorgen in staat was, staande in de bak van mijn pick-up luidkeels te roepen ,,Aña Noboooooooooo” en de BOOOOOOOO kilometers lang over de velden die we passeerden te laten klinken, zonder opnieuw adem te halen. Een prestatie die ik hem niet kon nadoen.
Voor onze groentetuin namen wij het oostelijk deel van de plantage. Daar was een afscheiding en er achter was een dam, waarachter het regenwater bleef staan, dat van de heuvels in het noordwesten in de richting van de zee stroomde. In de regentijd stond het water vanaf die dam tot aan de weg, die van de toegangspoort naar het huis liep. Een afstand van ongeveer 500 meter. Het water stond daar wel een meter diep.
Er was een oude, meer dan 20 meter diepe waterput. Op enige afstand liet ik nog een put slaan, die uitstekend water gaf.
Het terrein werd van onkruid ontdaan, dat op grote hopen werd geplaatst en daarna in brand werd gestoken.
Naast de nieuwe put werd een ijzeren tank op een drie meter hoge stellage gezet zodat we met een slang de bedden zouden kunnen besproeien. Houtskoolgruis werd gekocht, geiten- en schappenmest hadden we zelf. Kunstmest kwam van Curaçao en de bedden werden nu gemaakt, ongeveer 6 meter lang en twee meter breed. En toen konden we met het inzaaien beginnen.
We kozen warmoes, rode bieten, sla (geen kropsla, doch losse sla), radijs, bonen, komkommers en dergelijke. Tweemaal per dag werden de bedden gesproeid.
Er werd een ‘kooi’ van kippengaas gemaakt, waarin tomaten werden gezaaid. Het bleek namelijk spoedig dat een tomatenaanplant goed voedsel was voor de vogels en dat was niet bepaald onze bedoeling. De kooi was twee meter hoog, 10 meter lang en 8 meter breed. De oogst bedroeg ruim 700 pond, mooie grote, stevige Marglobe tomaten. Blauwe druiven, verkregen door een stek uit het Westland, die ik in 1934 uit Nederland meebracht, waren eveneens een succes. Doch iedere tros moest in een ruim zakje gehangen worden, daar ook hier de vogels gaarne te gast kwamen.
Iedere zondag ging ik er heen, speciaal om de tomaten van ‘dieven’ te ontdoen en later ook om de druiven te ‘krenten’.
Naast de groentebedden legden wij een bloementuin aan. Zinnia’s in allerlei kleuren, goudsbloemen, rozen, het was een lust om te zien. Dat er mooie bloemen waren, was gauw genoeg bekend en iedere bruid moest een boeket hebben; voor een begrafenis waren er nauwelijks bloemen genoeg. Betaling was er niet bij en dus werd de bloementuin opgeheven.
Gouverneur Van Slobbe had mij enige malen gevraagd melkkoeien te laten komen. Ik hoor mezelf nog zeggen: ,,Excellentie, koeien? Ik weet nauwelijks het verschil tussen een koe en een stier. Ik ben altijd kantoorman geweest.” Antwoord van de gouverneur: ,,Als U groente kunt kweken, kunt U ook wel koeien houden.”
Op 26 juli 1935 vroeg ik aan de gouverneur per gezegeld request een voorschot om vier melkkoeien te kopen. Het verzoek werd door het departement van Financiën, namens de gouverneur, getorpedeerd en dat was de gouverneur niet bekend, zoals later bleek. Begin 1936 kwam de gouverneur weer op Bonaire en vroeg hoe het met de koeien ging. Ik moest antwoorden, dat ik in naam van de gouverneur een weigerend antwoord had ontvangen op het verzoekschrift. De gouverneur verzocht mij weer een verzoek in te dienen. Ik deed dit in mei 1936 in overleg mer dr. Sardeman, de veearts te Curaçao en ik liet de brief op het paleis bezorgen, om te vermijden dat het wederom door een ambtenaar, die Bonaire als een ondergeschoven armlastig eiland beschouwde en hier nooit was geweest, zou worden afgewimpeld.
Dr. Sardeman adviseerde nu vijf koeien te bestellen. Toen het verzoek door de gouverneur werd ingewilligd werden bij de Export Centrale Nederlands Rundvee per telegram gevraagd hoeveel er beschikbaar waren.
Het antwoord was, dat we er vier of vijf konden krijgen en de prijs was nu 440 gulden per stuk. Er werd besloten er vijf te bestellen, zoals het plan was, en het verschil uit eigen middelen aan te vullen.
Dr. Sardeman zei: ,,U kunt zeker niet te vroeg beginnen met een aanplant van groene maisstokken. Als krachtvoer, waarvan ieder dier minstens drie kilo en maximum zes kilo (afhankelijk van de melkgift) moest hebben, kan katoenzaadmeel dienen, enzovoort enzovoort.”
Ik had koeien besteld, maar daarmee was de kous niet af. Er moesten hokken gebouwd worden met voerbakken en afvoergoten naar een gierput. Ook moest een waterbak klaar zijn. Hiermede was ik al begonnen. Een van 100 m3 inhoud.
Toen de  bak klaar was werd een kip geslacht en het bloed van het arme dier werd over de vier wanden uitgesmeerd, zodat de tank waterdicht zou blijven. Wat er met die kip is gebeurd weet ik niet. Waarschijnlijk verhuisd naar de woning van de baas-metselaar. Pijpen werden aangelegd van de put naar de bak op de heuvel. Kanaaltjes werden gegraven, zoals men dat in de Oost deed voor de rijstvelden, die tegen de heuvels werden aangelegd. Naar behoefte kon de kraan worden geopend en liep het water van kanaaltje naar kanaaltje. Krachtvoer werd bijtijds te Curaçao besteld. Hooi moest ook besteld worden en dat kwam uit Nederland, Canada of Chili. Als bijvoeding werd ook gebruikt fijngehakte droge maisstokken en zelfs cactussen, waarvan de doorns met een oliebrander werden verwijderd. Veel voeding zat hierin niet, doch als buikvulling was het prima en de koeien lustten het graag.
Een melkhok moest worden gebouwd met een wasinrichting voor het schoonmaken van de melkbussen. Melkkannetjes werden besteld, elk inhoudende 1 liter, waarmee de melk zou worden gedistribueerd.
Mijn hoofd liep om.
In augustus kreeg ik bericht dat de koeien in de tweede helft van september verwacht konden worden. Dat wil zeggen te Curaçao.
Dergelijke grote schepen konden Bonaire (nog) niet aandoen.
Het was mij bekend dat koeien die naar Curaçao waren verscheept van het betalen van invoerrecht vrijgesteld werden, omdat dit in het belang van de veeteelt werd beschouwd. Op ons verzoek om vrijstelling werd afwijzend beschikt!
Bonaire had altijd en ook later een speciale behandeling van de ambtenaren te Curaçao gehad, die met rood en blauw potlood de wenselijkheidsbegroting van Bonaire bewerkten!


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.