Door Lodewijk Daniel Gerhartsloderwijkgerharts

Voor het branden van houtskool wordt het hout van de Prosopis juliflora (te Curaçao genaamd indju of guida, te Bonaire kuihi) gebruikt. Het hout is hard en wordt ook wel gebruikt bij de bouw van zeilschepen. De ribben (knietjes) werden van de grillig gevormde takken gemaakt. De plantage Washington produceerde in de dertiger jaren 50.000 zakken houtskool per jaar. De voorraad is onbeperkt. Wanneer men een kuihiboom ongeveer dertig centimeter van de grond afkapt, dan zijn er na vijf jaren weer voldoende dikke takken om daarvan weer houtskool te branden. Aan houtskool werkt dikwijls het gehele huisgezin. Men maakte in de plantage een hut van takken en wat planken en men verbleef daar van maandag tot vrijdag.
De mijt was 3 à 4 meter lang, anderhalve meter breed en 1 1/4 meter hoog. Zeer zorgvuldig werden de gekapte stukken hout op elkaar gestapeld. Wanneer dat klaar was kapte men een hoeveelheid takken van de oliba (Bontia Daphnoides L.) en hiermede wordt het opgestapeld hout bedekt. Daarop wordt het geheel met aarde bedekt. Aan beide korte zijden is een opening, door een van deze openingen wordt het hout aangestoken. De beide openingen fungeren als schoorsteen.
De houtskoolbrander moet voortdurende alert zijn en erop letten dat de houtmassa niet in vlammen uitbarst. Dan zou de gehele mijt verloren gaan. Het hout moest smeulen en dat eist voortdurend opletten. Wanneer houtskool gebrand wordt kan men op verre afstand de doordringende geur van de kuihitakken ruiken.
In de dertiger jaren gingen elke zondag de balandra’s, afgeladen met houtskool (en ook wat geiten en schapen) naar Curaçao. Per jaar gingen er zo’n 80 a 100 duizend zakken naar Curaçao. Houtskool was dé brandstof voor nagenoeg alle keukens op dat eiland. De schippers van de balandra’s hadden hun vaste afnemers, zodat ze in de loop van de week goederen konden laden voor de handel op Bonaire.
De houtskool was een werkgevende industrie. Men mag wel zeggen dat er voortdurend 75 a 100 mensen met het branden bezig waren. Op Bonaire was houtskool ook de brandstof voor de keukens.
De verkoopprijs van houtskool was in de dertiger jaren 2,00 à 2,50 gulden per zak. Aan branden, verpakken en vervoer bracht dit jaarlijks 150 a 200 honderd duizend gulden onder de bevolking.
Omstreeks 1934 begon de concurrentie uit Venezuela en Colombia de kop op te steken. Was in 1931 de uitvoer van Bonaire naar Curaçao 2.404.000 kg, in 1937 was die gedaald tot 1.480.000 kg. In 1936 werd er te Curaçao en Aruba 783.000 kg uit het buitenland geïmporteerd.
Op 9 december 1939 schreef ik een brief aan de gouverneur over de achteruitgang van de houtskoolindustrie. Een van de oorzaken was de introductie van petroleum kookapparaten. De tweede oorzaak was de sinds 1935 toenemende invoer uit het buitenland. Het prijsverschil was ten minste 50 cent per zak. De lonen in Venezuela, Colombia en Santo Domingo waren veel lager dan die van Bonaire en bovendien was de gage aan boord van de buitenlandse schepen heel laag en de vracht was daarom ook al concurrerend.
In 1938 stelden de houtskoolimporteurs te Curaçao aan het gouvernement voor de invoerrechten op houtskool geheel af te schaffen. Wanneer dit voorstel zou worden aangenomen zou de export van Bonaire nog meer gehinderd worden. De Landsraden van Bonaire protesteerden heftig en verzochten op 10 september 1938 aan de gouverneur aan dat voorstel geen gevolg te geven. De gouverneur antwoordde reeds op 29 september dat het invoerrecht gehandhaafd zou blijven.
In 1939 nam de concurrentie uit het buitenland scherp toe. De Landsraden van Bonaire wendden zich wederom tot de gouverneur en voegen nu het invoerrecht te verhogen om deze invoer enigszins te beperken. De importeurs protesteerden thans en brachten naar voren dat hierdoor de prijs van de houtskool zou stijgen, waarvan juist het armste deel der bevolking de dupe zou worden. Dat was niet waar, want de importeurs van de houtskool verkochten die tegen dezelfde prijs als het duurdere Bonairiaanse product. Zij maakten op de import meer winst dan op onze houtskool.
Begin december 1939 zond de gouverneur een voorstel naar de Staten om het invoerrecht te verhogen. Vanuit het St. Elisabeth Hospitaal verkocht ik, in de functie van Landsraad van Bonaire, aan de Staten het voorstel van de gouverneur te steunen. De Staten gingen er mede accoord.
Toen het L.P.-gas in flessen van 100 lb. zijn intrede deed, ging het gebruik van houtskool wederom achteruit. Er wordt nog steeds wat houtskool gebrand en men zou kunnen concurreren tegen de import van barbecuebriketten en ‘nuts’ uit de Verenigde Staten. Er zijn pogingen in die richting gedaan.
Voor de verpakking moesten zakken gemaakt worden. De papierfabriek te Curaçao toonde geen belangstelling. En import van zakken was niet goed mogelijk vanwege de 100 procent invoerrechten die daarop betaald moest worden. Maar, wie weet! Volhouden en opnieuw proberen kan voor verscheidene gezinnen een flink inkomen geven.
De uitvoer van houtskool naar Curaçao laat de volgende getallen zien. De jaren voorzien van een * werden overgenomen uit het boek van Dr. Hartog.
De andere jaren werden gekregen van de douane.

tabelhoutskooll

NB. De hoeveelheden zijn juist, doch de waarde werd altijd te laag opgegeven, uit vrees voor belastingaanslagen. Gedurende de oorlog werden geen uitvoercijfers verstrekt. Van enige jaren konden de gegevens niet verkregen worden.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.