Door Lodewijk Daniel Gerhartsloderwijkgerharts
De meeste dividivi ging naar Amsterdam. Vandaar werd ze verkocht aan leerlooierijen in de Langstraat (Noord-Brabant) en ook naar Duitsland en Denemarken.
De export van dividivi ontmoette allerlei moeilijkheden: In 1936 werd de export uit Nederland aan strenge bepalingen onderworpen.
Zo verbood men de verkoop van een partij naar Duitsland. De marktprijs daalde hierdoor tot 6 gulden per 100 kg.
In 1937 werd dividivi uit Riohacha in Nederland geïmporteerd. De overscheep vond te Curaçao plaats en op grond hiervan gaf de Kamer van Koophandel te Amsterdam een Certificaat van Oorsprong af, waarin stond dat het een Curaçaos product was. Wij wisten te bewerken dat voortaan onze dividivi een Certificaat van Oorsprong kreeg, afgegeven door de Gezaghebber van Bonaire. Hierdoor steeg de prijs tot 9 gulden per 100 kg.
In 1937 werd de oogst voor een groot deel beschadigd door een insect, dat de bloesem vernielde. De jonge peulen werden voorts door parkieten en papegaaien opgepeuzeld. Ik heb niet kunnen vinden dat er in 1937 uitvoer plaatsvond.
Toen Hitler bezig was zijn leger op te bouwen en de Jodenvervolging in volle gang was, verbood hij dat de Joodse ingezetenen handel mochten bedrijven. Voorts werden zeer weinig deviezen voor de import beschikbaar gesteld. In 1939 vond geen uitvoer plaats. Op verzoek van de directeur van het dept. Sociale en Economische Zaken werd in 1937 een kostprijsberekening gemaakt:
tabeleen

Langzaam ging de export achteruit. Verscheidene factoren werkten samen om die achteruitgang te bewerkstellingen. De leerlooierijen in Nederland konden niet op tegen de concurrentie van landen die veel lagere lonen betaalden, bijvoorbeeld Italië. Ook stegen de lonen te Bonaire. Het was niet mogelijk het plukloon voldoende te verhogen, daar de marktprijs een verhoging niet kon verdragen. En ten derde kwam de nood-ouderdomsvoorziening, later gevolgd door het algemene ouderdomspensioen. De oude mensen konden daarvan rondkomen en bleven liever thuis, dan enige uren per dag het moeizame bukken om de peulen op te rapen, te blijven doen.
De export was als volgt:
tabeltwee

En na de in de tabel genoemde jaren niets meer.
Honderd jaren eerder werd ook watapana uitgevoerd, namelijk 70.000 pond ter waarde van 1.750 gulden in het jaar 1857.
Juist voor de Tweede Wereldoorlog verscheepten wij een partij naar Amsterdam. Het schip werd naar Engeland gedirigeerd en daar bracht de partij meer op dan wij verwacht hadden van Nederland te krijgen. Uitvoer naar Europa was niet meer moeilijk. Wij wisten dat Amerika looistof houdende noten uit India importeerde. Met veel moeite was het mogelijk een partij op de New Yorkse markt te plaatsen. Het was niet veel, 15 ton, de prijs was laag, 35 dollar per 2.000 lb.
De gouverneur zegde een subsidie toe van 100 gulden die een eventueel verlies zou mogen dekken. Het was niet nodig; een kleine winst werd gemaakt. De export naar Noord-Amerika ondervond moeilijkheden. De KNSM voer niet meer naar New York, doch ging naar New Orleans en Mobile. De leerlooierijen waren nagenoeg allemaal ten noorden van New York en het transport van Mobile bijvoorbeeld naar het noorden was zó duur, dat niets meer verkocht kon worden. Wij bleven met 150 ton zitten. Na een jaar slaagden wij er in 100 ton via New Orleans te verkopen, zij het tegen een lage prijs (10 dollar lager). Bovendien stelde de Amerikaanse regering een plafondprijs van 32 dollar. Daarbij kwam nog dat de KNSM niet meer te Bonaire mocht laden op onze open rede.
Aan Mexico werd een partij verkocht en men schrok daar van de dividivi-torretjes, onschadelijke diertjes, die wel jeukten als ze onder de hemden van de arbeiders wisten te komen. Mexico eiste dat dividivi vóór verscheping uitgerookt moest worden. Dat was niet mogelijk en bovendien zou het onbetaalbaar zijn. Dus wég was de Mexicaanse markt.
In de jaren 1950/1951 was er een overweldigende vraag naar dividivi. Wij konden wel het tienvoudige van de beschikbare hoeveelheid verkopen. Tegen hogere prijzen dan tevoren, doch ook de vracht was hoger dan ooit tevoren. Plukkers waren er bijna niet meer.
Pogingen werden gedaan het aantal dividivi’s uit te breiden, bijna alle bomen waren oud. Nieuwe bomen kwamen er niet bij, want de geiten aten elk sprietje dat boven de grond kwam met smaak op. Een voorstel om terreinen enige jaren af te sluiten vond geen genade bij het bestuur van het eiland. Wij hadden bewezen dat dan uit het zaad en uit de wortels nieuwe bomen ontstonden. Het zou voorts het landschap mooier maken als de begroeiing zou worden uitgebreid.
Door de oorlog van Korea steeg de prijs in 1951. In februari was die 80 dollar per 2.000 lb. In mei 100 dollar, doch toen de oorlog eindigende ging de prijs weer omlaag: september 92,50 dollar, december 85 dollar en begin 1952 werd het 70 dollar.
En betrekkelijk snel kwam er een einde aan de export. In 1954 nog 70 ton en daarna niets meer.
Gelukkig voor ons eiland zijn er andere activiteiten ontstaan, die voor de werkende bevolking meer inkomsten gaven. En dat staat in andere hoofdstukken.
Hieronder vindt u de uitvoer van dividivi van Bonaire.

tabeldrie