Door Lodewijk Daniel Gerharts

De marktprijs van de aloë op de New Yorkse markt was bijna altijd in beweging. Het was gevaarlijk aloë op te kopen in de hoop dat de prijs flink zou stijgen want dat was altijd een gok. Er was geen peil op te trekken. Grote aanvoer uit Afrika deed de marktprijs van onze aloë dalen. De Afrikaanse aloë was minderwaardig aan die van ons, maar wanneer men bereid was tegen zeer lage prijzen te verkopen, ja dan ging ook onze prijs omlaag. Maar ook een economische depressie had invloed op de prijs.
Toen de New Yorkse beurskrach in 1929 plaatsgreep daalden alle prijzen op de New Yorkse beurs. Er was nagenoeg geen handel, want er was geen geld. Honderden zaken gingen in Amerika over de kop. De prijs van onze aloë daalde tot een ongekend laag peil, namelijk 6 dollarcent per lb. c.i.f. New York. Het was niet mogelijk lonend te oogsten. In 1932 werd op initiatief van gouverneur Van Slobbe de landbouwvereniging Bonaire opgericht, die zich bezighield met het kopen van materiaal dat de landbouwers nodig hadden en dat zij van de vereniging goedkoop konden kopen.
Teneinde de aloëcultuur in het leven te houden werd aan het gouvernement geld gevraagd, dat gebruikt werd om aan de aloëproducenten voorschotten te geven tegen inlevering van de kisten aloë die als onderpand werden opgeslagen. Toen de prijs voldoende gestegen was konden de eigenaren van de kisten die terugbekomen tegen terugbetaling van het ontvangen voorschot. Van de landbouwvereniging was de gezaghebber qualitate qua de voorzitter, L.D. Gerharts de secretaris en de heer Eduardo Rijna de penningmeester.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was er op ons eiland een handelaar die de aloë tegen hoge prijzen opkocht en erop rekende dat de stijging zou voortduren. De prijs had een hoogte bereikt van 0,65 dollar per lb. c.i.f. New York, de hoogste die ooit te New York werd genoteerd. Ik waarschuwde hem en zei: ,,Pas op, de aloë kan nog een ding doen en dat is dalen.” En de prijs daalde. En hoe! Van 65 cent plotseling tot 26 cent per lb. De markt herstelde zich een beetje en ging naar 34 cent om daarna verder te dalen tot 23 cent. De goede man verloor een kapitaal.

Brandwonden door atoombestraling
In 1957 ontvingen wij een brief van dr. A. Farkas te Miami die ons mededeelde dat hij de mogelijkheid aanwezig achtte dat er in de aloëplant iets zat dat brandwonden, die door atoombestraling waren ontstaan, kon genezen.
Dit was de gel, die zich juist onder de oppervlakte van het blad bevindt. Hij wilde een paar proefzendingen hebben en de KLM werkte prachtig mee door de zendingen vrachtvrij te vervoeren. Dat vervoer was niet zo eenvoudig. Elk blad moest worden afgewassen en in een plastic worden verpakt. Dit op order van de Amerikaanse douane en de plantkundige dienst. De verlangens van dr. Farkas groeiden. Ten slotte deelde hij mede, dat hij gereed was een ‘pilot plant’ in Florida op te richten en hij vroeg prijsopgave van zendingen bladeren van 1.000 lb. per dag en dat zou later wel kunnen worden opgevoerd tot 50.000 per dag. Ik schreef hem dat het wassen en verpakken van dergelijke grote hoeveelheden een kostbaar en schier onmogelijk werk was en ik stelde hem voor de pilot plant te Bonaire te plaatsen, dichtbij de bladeren die hij nodig had. Hij had immers naar een minimaal deel nodig van de bladeren en wanneer dit hier verwijderd zou worden, dan zou dat toch wel een grote besparing op de vrachtkosten geven.
Hij voelde daarvoor niets en wendde zich tot Aruba, doch ook Aruba zag geen mogelijkheid aan de verlangens van dr. Farkas te voldoen. Het is jammer dat nimmer een van de grote Nederlandse farmaceutische fabrieken hier een onderzoek naar de mogelijkheden van de aloë en de gel heeft ingesteld. Er is aan de aloë door ons veel tijd en geld besteed, in de hoop verbeteringen aan te brengen. Had men in 1935 geluisterd, dan had wellicht de aloëcultuur in leven kunnen blijven. Om er weer leven in te brengen zijn verscheidene miljoenen nodig, maar ook is het nodig dat de wil om op het land te werken, weer bij de bevolking terugkomt. Zonder hard werk zal er nooit meer leven in komen. Hoewel de Papiamentse naam Sentebibu (altijd levend) hoop geeft.
Er is nog veel te schrijven over de pogingen die gedurende ruim 30 jaar in het werk zijn gesteld om de aloëcultuur in het leven te houden. Het verhaal zou zeer lang worden en het doel van dit boek voorbijstreven.

Dividivi
Caesalpinia coriaria Wild (het plantenboek van Frater N. Arnoldo), watapana of dividivi in Papiaments. Een boom die op al onze eilanden voorkomt. De peulen bevatten ongeveer 52 procent tannine (looistof), die van Bonaire verscheidene procenten meer dan de peulen van bijvoorbeeld Rio Hacha.
Het was vroeger een belangrijk uitvoerproduct; helaas thans verleden tijd. De peulen worden, wanneer ze jong en groen zijn, graag gegeten door parkieten en papegaaien. Ze worden krom en hard wanneer ze rijp zijn en ongeveer 4 cm lang. Ze mogen niet geplukt worden, want de kans bestaat dat men peulen plukt die nog niet rijp zijn. Het is strafbaar, maar de peulen zijn dan ook waardeloos. Oude mensen gingen erop uit, gewapend met een lange stok, aan het einde waarvan een haak was, afkomstig van een gesneden tak, waarvan men een stukje van ongeveer 8 cm had laten zitten. Met die stok werden de takken flink geschud en dan vielen de rijpe peulen op de grond. De plukkers (het waren eigenlijk geen plukkers) raapten de peulen op en deden die in een jute zak, die door de opkopers ter beschikking werden gesteld. Wanneer de zak voldoende gevuld was, ging men er mee naar de opkopers. Bijna elke levensmiddelenzaak kocht de dividivi op waar de zak gewogen werd en voor elk kg werd in de dertiger jaren 2,5 cent betaald. Zo’n zak woog ongeveer 10 kg. De plukkers (ook pluksters) kochten voor de opbrengst meestal wat levensmiddelen, bijvoorbeeld een lepel boter, een pakje zwarte sigaretten uit Santo Domingo, enzovoort.
Dividivi is zeer licht. Duizend kg neemt een ruimte in van 5 m³. Wanneer men een partij van 100 ton had, besloeg die een ruimte van 500 m³, dus ruwweg een oppervlakte van 20 meter lengte, 8,5 meter breedte en 3 meter hoogte. Men moest dus wel een flinke opslagplaats hebben.
Veel werd er niet aan verdiend. De volle zakken werden in de loods los gestort en vervolgens in grotere zakken gedaan, nadat vuil (takjes, bladeren, enzovoort) verwijderd was. De zakken werden dichtgenaaid met een sterk garen en vervolgens van ons merk voorzien. Dit merken geschiedde met een dunne roodkoperen plaat, waarin de letters uitgesneden werden. Voor het merken gebruikte men een zwarte vloeistof gemaakt van dividivipeulen. Van de aangekochte hoeveelheden werd nauwkeurig aantekening gehouden, zodat men altijd zeker wist dat de aangeboden hoeveelheid aanwezig was. Men moest rekening houden met een gewichtverlies van 5 procent, speciaal als de partij lang in opslag bleef.
Bij verscheping werden de zakken in de loods op een grote bascule gewogen; tien zakken tegelijk. Het was niet goed mogelijk dividivi met een zeilschip naar Curaçao te zenden om daar over te laden in een schip dat naar Europa vertrok. Omdat, zoals gezegd, dividivi veel ruimte innam.
Men wachtte daarom tot de KNSM een schip beschikbaar had dat Bonaire kon aanlopen om 100 ton tegelijk te laden.

 

 


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.