Door Lodewijk Daniel Gerhartsloderwijkgerharts


Het was op een zondagmorgen in 1942 dat ik om 6 uur aan het tennissen was op de oude tennisbaan aan de Breedestraat, dat de kapitein van de kleine ‘balandra’ Bellisima bij mij kwam en vertelde dat zijn boot verdwenen was.
Het gesprek ging als volgt:
,,Waar lag je boot, schipper?” (Na unda bo boto tabata?)
,,Aan de pier, vastgemaakt met twee touwen.” (Na waf,mará ku dos kabuya.)
,,Aan welke kant van de pier?” (Kua banda di waf, skeper?)
,Aan de zuidzijde, meneer.” (Parti sùit, señor.)
,,Maar schipper, dat is toch verboden, je mocht daar niet zijn. Alleen aan de noordzijde mocht je meren of ankeren. Dat weet je toch wel?” (Ma skeper esaki ta prohibí; bo boto no mag wòrdu mará aya banda. Solamente parti nort por mara of ankra. Bo sa esaki masha bon.)
,,Ja meneer, maar ik zou vandaag naar het Lac gaan om te repareren.” (Si señor, ma mi plan tabata di bai Lac pa drecha mi boto.)
,,Zeker veel proviand aan boord schipper?” (Hopi kuminda abordo skeper?)
,,Ja meneer, voor een week ”(Si señor, pa un siman.)
,,Ok, ik zal zien wat ik voor je kan doen; ik laat het je straks weten” (Ok, mi lo mira kiko mi por hasi pa skeper; mi lo laga bo sabi mas aworó.)
Kapitein Ter Weele, commandant van Bonaire, logeerde in het grote huis Breedestraat 13, hoek Kerkweg. Ik naar boven en vroeg aan de ordonnans waar de kamer van de kapitein was.
Op de deur gebonsd en: ,,Kapitein, sta op. Ga je moffen tellen.” ,,Donder op”, was het antwoord. Hij wist niet wie er op de deur had gebonsd.
Nog eens: ,,Kapitein, dit is Gerharts. Sta op en ga je moffen tellen.” Het slaperige gezicht van kapitein Ter Weele kwam tevoorschijn en ik vertelde hem van het bootje dat weg was. Wij naar het kamp. Ik bleef bij de wacht en men ging aan het tellen. Er waren twee Duitsers en één Nederlander te kort.
De Nederlander was vroeger stuurman geweest. Telegrammen naar Curaçao, naar de algemeen commandant Nederlandse Antillen, toen nog geheten Curaçao.
Ongeveer halfelf kwam er een machine van de KLM en aan boord waren gouverneur Wouters, de algemeen commandant baron van Asbeck, en de procureur-generaal.
Men had te Curaçao intussen het bombardementsvliegtuig van de Nederlandse troepen uitgezonden.
Dat was een vliegtuig van de KLM; in de vloer had men een gat gemaakt, waardoor men een bom kon laten vallen en aan beide kanten waren ramen verwijderd en daarin waren machinegeweren gemonteerd. Ja, onze luchtverdediging was best in orde.
Ik hoorde van de telegrafist te Bonaire dat Hato contact had met de KLM-machine en ik ging luisteren.
Men had het scheepje gesignaleerd, voorbij Curaçao, in de richting van Venezuela en het vliegtuig cirkelde eromheen. De zeilen werden gestreken en de vluchtelingen zetten lege kerosineblikken op hun hoofd om zich te beschermen tegen de mitrailleurkogels!! Op een gegeven ogenblik klonk de stem van de piloot: ,,Stuur een andere machine godverdomme, dadelijk sodemieter ik in de zee. Ik heb bijna geen benzine meer!” Een andere machine ging aflossen en intussen was een sleepboot uit Willemstad in zicht gekomen, die de vluchtelingen overnam in het bootje op sleeptouw.
De gouverneur toonde zich erg boos  over het ontsnappen van drie mannen uit een goed bewaakt kamp. Kapitein Ter Weele zei tegen de gouverneur en het gezelschap, dat hij het gezelschap uitnodigde om in de avond naar het kamp te komen en dan zou hij drie man laten ‘ontsnappen’ op een plek die hij zou aanwijzen. De gouverneur had tevoren verscheidene malen gezegd, terwijl hij met de vuist op de tafel sloeg: ,,En nu vallen er stukken.”
In de avond stonden de gouverneur, de algemene militaire commandant, procureur-generaal, de gezaghebber en nog meer personen die ook van Curaçao waren gekomen, klaar.
“Kijk, Excellentie, op 20 meter van hier in die richting, zullen drie man onder de cactussen en het gaas met prikkeldraad, ‘ontsnappen’, moet u goed kijken.” Na een paar minuten stonden de ‘ontsnapte’ militairen voor het gezelschap nadat ze door de poort waren teruggekomen. ,,Maar waarom is er geen betere verlichting?” vroeg de gouverneur. ,,Excellentie, die is maanden geleden aangevraagd, maar tot op heden hebben wij niets gehoord.” ,,Dat zal ik onderzoeken en er zullen stukken vallen als ze ergens met het verzoek een lade hebben gevuld.” Bij terugkomst lag het voorstel inderdaad in de lade, maar van het bureau van de gouverneur. Er vielen geen stukken maar spoedig daarna kwamen twee dieselmotoren met generatoren. Nadien zijn er geen ontsnappingen meer geweest.
Dat er een interneringskamp op Bonaire gebouwd was eigenlijk een zegen voor Bonaire. Bij het plaatsen van bestellingen was het woord ‘kamp’ een toverwoord.
Bestellingen gingen met de grootste spoed door. Directe bestellingen bij de exporteurs in Amerika waren niet toegestaan. Alles ging via Incu (Inkoopcentrale Curaçao) en van daar naar het Netherlands Purchasing Office te New York. Dat gold voor alles; ook voor autobanden, zelfs een nieuwe auto voor de Venezolaanse consul, wiens auto bij een botsing met een zware jeep van de Amerikaanse troepen in puin werd gereden. (Beide hardrijders hadden schuld!)
Alle bezittingen van de Duitsers werden in beslag genomen, banksaldi werden bevroren en met speciale toestemming van de Commissie tot Regeling Rechtsverkeer, die alle rekeningen van de Duitsers administreerde, mochten de geïnterneerden voor noodzakelijke benodigdheden over hun saldo beschikken. Na het einde van de oorlog werd aan eenieder zijn saldo uitgekeerd.
Bij de bezittingen die in beslag werden genomen was een levensmiddelenzaak van een zekere Bosch in de Breedestraat Otrobanda. De gehele goederenvoorraad en de winkelinventaris werden in het openbaar geveild. Notaris Mr. A.A.G. Smeets was de notaris ten wiens overstaan de veiling plaatsvond.
Ik ging met onze balandra Irene naar Curaçao, nam een paar honderd lege jute zakken mee. Het schip bleef aan het De Ruyterplein liggen. Ik ging naar de veiling. Lang staan kon ik nog niet, want ik was nog niet zo lang uit het ziekenhuis en staan vermoeide mij zeer. Ik kreeg een stoel en mocht de veiling zittende bijwonen.
Dat duurde enige uren. Maar toen had ik alles gekocht, althans wat de voorraad betrof. Ook een deel van de inventaris, die te Bonaire bruikbaar kon zijn, werd gekocht. Ook een kasregister en toen we dat te Bonaire schoonmaakten, vonden we achter de lade een bankbiljet van 25 gulden.
Na de veiling kwam de bemanning van de Irene met de lege zakken naar de winkel. Alle gekochte goederen gingen in de zakken. Een truck werd besteld en alles werd naar de Irene vervoerd. De douane ging ermee accoord dat wij op het vervoerbiljet het aantal zakken opgaven, inhoudende levensmiddelen met de totale waarde die ik er voor betaald had.
De veiling was een grote teleurstelling voor de Fraters, die waren namelijk van plan om de sigarenvoorraad (en het ware goeie ‘stinkstokken’) te kopen en dat ging hun neuzen voorbij.
Ik was echter zo goed om later wat van die sigaren naar het St. Thomascollege te zenden. Of ik daarop verdiend heb weet ik niet meer. Op deze manier kon ik onze winkel, die nagenoeg leeg was, goed bevoorraden. Intussen gingen de bestellingen weg voor aanvulling van de voorraad.
Wanneer het voeding voor de bevolking betrof, bijvoorbeeld maismeel, dan zorgde Curaçao er wel voor aan zijn trekken te komen en zo werden enige malen maismeelzendingen voor Bonaire bestemd door het gouvernement ten behoeve van Curaçao in beslag genomen.
Dat dit ook met meel voor Aruba gebeurde geloof ik niet. Maar Bonaire had nooit meegeteld en het kamp was eigenlijk wel wat lastig. Om die naam moest Curaçao voorzichtig zijn.