Door Lodewijk Daniel Gerhartsloderwijkgerharts

Alle geïnterneerden hebben hun tijd tot het einde van de oorlog uitgediend. Behalve het viertal dat eerder werd vrijgelaten werd en de Hitler aanbiddende tantes, die geruild werden. Er was er nog een die het einde niet haalde, Schubert was zijn naam.
Hij overleed tijdens een voetbalwedstrijd, een sport waarvoor hij wel wat te zwaar was.
Hij was getrouwd met een Curaçaose, die te Curaçao woonde. De familie besloot dat het stoffelijk overschot naar Curaçao moesten worden gebracht om daar ter aarde te werden besteld.
Het vervoer zou met KLM plaatsvinden. In die tijd was het voorschrift dat een stoffelijk overschot voor het vervoer per vliegtuig in een metalen kist moest worden gedaan en daaromheen een houten kist. Ik waarschuwde KLM.
Toen de familie kwam brachten ze een houten kist mee en geen metalen kist. Op de door de Gezondheidsdienst afgegeven vergunning voor het vervoer was echter zowel een metalen als een houten kist vermeld. Ik maakte de families erop attent dat vervoer niet mogelijk was en dat de overledene te Bonaire begraven moest worden.
Een uurtje later kwam een familielid en zei, dat de gezaghebber alsnog toestemming had gegeven tot het vervoer alleen in een houten kist.
De piloot en ik zijn daarop naar het ziekenhuis gegaan, om het stoffelijk overschot te bezien en wij vroegen de zusters de overledene goed in te pakken in oude dekens enzovoort.
Wij gingen naar het vliegveld en we zagen bij de radiodienst de familie staan.
Ik zei: ,,Wacht even, ik wil die vergunning nog wel even zien.” En de vergunning voor het vervoer was niet gewijzigd en er stond dus nog duidelijk in dat een houten kiste en een metalen kist moesten worden gebruikt.
Aan de familie werd gezegd, dat de KLM alleen dan zou vervoeren als de vergunning door de gezaghebber werd gewijzigd en ondertekend. Dat gebeurde niet, zodat besloten werd dat de machine zou vertrekken, dat familieleden die naar Curaçao wilden gaan mee konden en dat de rest te Bonaire kon achterblijven voor de teraardebestelling.
Toen de machine opsteeg, zei de commandant van de Bonairiaanse politie: ,,Meneer Gerharts, ik ben blij dat u zo gedaan heeft, want ik had opdracht van de gezaghebber een proces-verbaal op te maken.”
Ik: ,,Maar man, dat zou nooit gelukt zijn. Als je dat had gezegd terwijl de machine aan de grond stond, dat hadden we de kist er weer uitgehaald en naar de begraafplaats laten brengen. Metalen kist? Natuurlijk man, ga maar kijken, daar gaat-ie.”
Het gesprek met de gezaghebber dat ik daarna had over het feit dat hij mij er had willen laten inlopen zal ik hier niet herhalen.
Het was maandagavond in 1940 en ik was thuis in het landhuis van de plantage Guatemala, toen een auto het huis naderde en daarin waren de kapitein van de Baralt van de KNSM, die ik een uur tevoren had ingeklaard en welk schip van de Bovenwinden was gekomen.
Een vrouw van de Bovenwinden was uit haar hut gekomen, stond aan dek, hief haar armen omhoog en viel dood neer. Nu dat was wat. Aan boord waren zo’n 150 passagiers en toen we daar aankwamen op de pier, waren de passagiers godsdienstige liederen aan het zingen, afgewisseld met gebeden.
Op de pier stonden de pastoor van Kralendijk en de dominee. Met de vraag welke godsdienst de vrouw had en waar ze dus begraven moest worden.
Dat zou ik nagaan, maar aangezien dat wel wat tijd zou kosten en het al te laat was, werd besloten een grafkuil op de beide begraafplaatsen te laten graven. Later bleek dat de vrouw methodiste was en dus naar het protestantse kerkhof moet worden gebracht.

Intussen had ik opdracht gegeven een doodskist te maken. In die tijd waren er geen doodskisten in voorraad en die werden dus op maat gemaakt. Ongeveer 12 uur was de doodskist klaar en die laadde ik op de truck en we reden naar de pier.
Daar stond op de pier het hoofd van de eilandelijke politie en hij deelde mij mede, dat ik een proces-verbaal kreeg wegens het vervoeren van een doodskist op een open truck. Nu, dat was juist iets wat er nog aan mankeerde. Een paar uur eerder had ik een telegram aan de KNSM gezonden en verzocht aan de procureur-generaal te vragen of het gouvernement de kosten van de begrafenis zou betalen, dan wel of de KNSM dat zou doen.
Om halfeenn kwam het antwoord: het gouvernement nam die kosten voor zijn rekening.
Nu moest het stoffelijk overschot vervoerd worden naar het lijkenhuisje van het hospitaal.
De enige begrafenisauto had de pastoor. En wanneer die gebruikt moest worden, moest de batterij erin gezet worden, want die was er altijd uitgehaald.
Dus ik zou, gevolg gevende aan de eis van de politieman, de pastoor wakker moeten maken, een batterij moeten zoeken plus een chauffeur. De kosten waren voor rekening van het gouvernement. Ik had de zaken voor de KNSM tot dan geregeld en ik zou het nu wel kunnen overgeven aan de overheid.
Ik belde de gezaghebber uit zijn bed, vertelde het verhaal en verzocht hem nu de rest van het werk over te nemen, want het was een gouvernementszaak geworden. ,,Ben je gek?” vroeg de gezaghebber. ,,Doe me het plezier en verzorg de rest ook maar zelf.”
Ik: ,,Ik denk er niet aan, ik heb al een proces-verbaal voor het vervoer van een lege kist en wat krijg ik dan wel voor een volle kist?” Ik moest de politieman vragen de gezaghebber op te bellen en hij kwam terug met de boodschap dat de truck ook gebruikt mocht worden voor het vervoer van stoffelijk overschot, maar, zei hij: ,,Langzaam rijden”, Alsof ik van plan was in galop ervandoor te gaan.
Om 6 uur, de volgende morgen, werd er geklopt. Een deputatie van de passagier. Men had de doodsjurk van de overleden vrouw gevonden en of ik die maar wilde aantrekken omdat de vrouw geheel stijf was geworden en men daarom geen hemd kon verwisselen.
Ik zei: ,,Nu zuster, houdt u die jurk dan maar voor het volgende geval.” Ik ging met het schip naar Curaçao en toen we een flink eind van de pier waren, kwam de steward met een pakje waarin de doodsjurk bleek te zitten die de eerlijke zusters aan boord hadden bezorgd!
De passagiers van de Bovenwinden hadden mij graag overboord gegooid!