Door prof. dr. F.B.M. Kunnemanfrankkunneman

Wat kan een directeur doen als een van zijn commissarissen niet goed functioneert? Het korte antwoord luidt: van alles, maar het resultaat is onzeker. Er zijn twee relevante subvragen.
De eerste vraag betreft het ‘niet goed functioneren’. Wanneer kun je stellen dat een commissaris niet goed functioneert? Het antwoord op die vraag past niet in de beperkte ruimte van deze column. Enkele korte aanduidingen voor het antwoord zouden kunnen zijn: niet of onregelmatig verschijnen op vergaderingen, altijd te laat, onvoorbereid zijn (stukken niet hebben gelezen), onvoldoende kennis hebben van bestuur en toezicht, proberen ‘op de stoel van de directie te gaan zitten’, te veel gebruik maken van ‘hindermacht’, onvoldoende het belang van de onderneming voor ogen houden, handelen met een verborgen agenda, dan wel in opdracht van iemand buiten de onderneming enzovoort.
De tweede vraag die in dit verband moet worden beantwoord betreft de meest aangewezen persoon om hier wat aan te doen. Over het algemeen is dat juist niet het lijdend voorwerp, dus niet de directeur zelf. Degene die wat moet doen is de voorzitter van de Raad van Commissarissen. In een gezonde situatie zullen de bovengenoemde vormen van onwenselijk gedrag binnen een raad worden gesignaleerd. De voorzitter heeft de taak om de desbetreffende commissaris er in een gesprek onder vier ogen op te wijzen dat hij zijn gedrag anders zal moeten inrichten. Doet de voorzitter dit niet, dan kan de directeur in een onderhoud met de voorzitter aan deze vragen om actie te ondernemen. Wanneer deze weigert en binnen de raad anders over de door de directeur gesignaleerde wantoestand wordt geoordeeld, dan heeft de directeur een groter probleem. Wat dan? In theorie kan hij zich dan rechtstreeks tot de aandeelhouder richten. Voordat hij een dergelijke drastische stap neemt, zal hij toch minstens meerdere pogingen, mondeling en schriftelijk moeten hebben gedaan om het probleem met de raad zelf op te lossen. Vervolgens is het aan de aandeelhouder om eventueel nader onderzoek te doen en/of maatregelen te nemen. Bij het resultaat daarvan zal de directeur zich moeten neerleggen, dan wel daaraan zijn consequenties moeten verbinden. Kort gezegd: zelf opstappen. Treurig, maar zo gaat het.

Prof. dr. F.B.M. Kunneman is managing partner van advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia ovder dit onderwerp.