Door Aart G. Broek
In 2015 landde dr. Katharina Joosen op Curaçao. Geruggesteund door het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving en de Vrije Universiteit van Amsterdam wroette zij sindsdien naar factoren die vrouwen tot criminaliteit bewegen. Recentelijk kon Joosen haar bevindingen presenteren. Onverhoeds zweefden mijn gedachten naar tijden die ik alleen ken uit de geschiedschrijving.
Na een verblijf onder inboorlingen keerden antropologen en andere westerse ontdekkingsreizigers terug met verbazingwekkende verhalen over de mensen die zij op hun pad waren tegengekomen. Op eilanden, savannes en in oerwouden huisden nagenoeg een ander slag mensen. Soms liet zich de vraag stellen of het wel mensen betrof. Alle ontberingen van de reis, het verblijf en het onderzoek dienden sowieso opmerkelijke resultaten op te leveren. De inspanningen en investeringen moesten tenslotte zinvol zijn geweest. De reisverslagen lieten er geen twijfel over bestaan dat de expedities uiterst leerrijk, zonder meer van nut en zelfs profijtelijk waren - al dan niet op de lange duur.

Wroeten
Joosen zal met de beste bedoelingen het eiland hebben betreden en aan het wroeten zijn geslagen. Als de ontdekkingsreizigers van weleer vernamen we op maandag 16 oktober jongstleden via een presentatie en een interview op Radio Hoyer 2 dat haar bezoek alleszins leerrijk, nuttig en profijtelijk was. Ze deed opmerkelijke ontdekkingen over vrouwen die zich in de criminaliteit nestelden.
Je gelooft je oren niet. Die criminele vrouwen zijn grotendeels laaggeschoold, drop-outs en werkeloos; ze dienen rond te komen van een schamele uitkering en hebben schulden; ze hebben de verantwoordelijkheid voor de nodige kinderen die bij verschillende vaders werden opgedaan en zonder die vader moeten worden opgevoed; die criminele moeders hebben zelf een opvoeding zonder reguliere geborgenheid en mét emotionele verwaarlozing, fysiek geweld en criminaliteit achter de rug; ze wonen in buurten waar criminaliteit floreert en waar ze soortgenoten als vrienden en vriendinnen hebben; ze gaan gebukt onder afwijzende vooroordelen en worden gediscrimineerd; ze spreken Papiaments als hun moedertaal en zijn beperkt vaardig in andere talen; ze ontberen de vereiste reguliere sociale vaardigheden en zijn sowieso sociaal-emotioneel aangetast; ze hebben een gemankeerd sociaal netwerk. We hebben het niet geweten.
M’a keda babuká, zoals dat pakkend kan worden gezegd in het Papiaments: ik stond perplex. Het een of het ander aan voornoemde factoren en aspecten heeft wat meer of minder invloed op het criminele handelen: wordt het een gewelds- , vermogens- of drugsgerelateerd delict. In alledaags Nederlands: wordt het meppen, jatten of bolletjes slikken. Verbijstering van mijn kant: zoveel open deuren waar de passaat ongehinderd doorheen blaast.

Scepsis
Bij de aftrap van het onderzoek, in 2015, liepen Joosen en haar academische teamgenoten op tegen de nodige scepsis op het eiland: weer een onderzoek uit Nederland waar niemand op zit te wachten. ,,Ik heb destijds gezegd”, zo citeer ik Joosen uit het radio-interview, ,,ik kom de resultaten terugbrengen en ik kom (die) hier presenteren, zodat het hier ook gebruikt kan worden voor lokaal beleid en preventie, voor betere re-integratie van gedetineerden.” Doctor Joosen houdt woord. Ze komt de resultaten terugbrengen.
Houden de sceptici van destijds ook woord? Laten ze weer van zich horen? Graag en met verve. Dit is ongetwijfeld een onderzoek waar niemand op het eiland op zit te wachten! Als een willekeurige ontdekkingsreiziger van honderd jaar geleden roept Joosen dat we toch echt niet wisten wat zij uit haar veldonderzoek naar boven haalt, dat beleidsmakers er hun voordeel mee kunnen doen en dat een vervolgtraject aan onderzoek gewenst is.
Hou op. Kom vooral niet met nog meer publieke presentaties of radio-interviews naar Curaçao, doctor Joosen, houd het bij het academische circuit met wetenschappelijke publicaties ondersteund door veel statistieken. De praktijk van alledag aan preventie en criminaliteitsbestrijding heeft ondersteuning van andere aard nodig dan ontdekkingsreizigers.

Doorpakken Girigorie
Gegeven zijn ideologische insteek, praktische professionaliteit en uitspraken kan ik mij niet voorstellen dat de minister van Justitie, Quincy Girigorie, op onderzoek als dat van doctor Joosen zit te wachten. Beleefd als hij kan zijn, zal hij dit niet uitspreken. Zo hoort het ook. Geen woorden meer vuil maken aan dat onderzoek. We weten dondersgoed waar het eiland wél op zit te wachten. We moeten alle zeilen bijzetten om tot de concrete uitvoering van het onderbouwde beleid te komen. Niet nog meer onderzoek, conferenties en beleidspapers.
Zo ligt er voor re-integratie en preventie een volwaardig uitgewerkt beleidsplan, dat bovendien al praktische toetsing en successen boekt: Tur wowo riba bo. Het project heeft als hoofddoel om het aantal zware delicten dat wordt gepleegd terug te dringen. Hiertoe is een groep van tientallen adolescenten en jongvolwassenen - mannen en vrouwen - geselecteerd en op de zogeheten Top C-lijst geplaatst. Ze ontvangen een intensieve en persoonsgerichte begeleiding van lange duur en doortimmerde reikwijdte, terwijl ook hun jongere broertjes en zusjes bewust zorg en aandacht krijgen.
De initiatiefnemers en uitvoerders van het Tur wowo riba bo-project hebben zich als het ware warm gelopen en staan stevig om het project uit te bouwen. Daar is vooralsnog geen onderzoek meer voor nodig, maar geld. Dat is aanwezig. Doorpakken, minister Girigorie! Fondsen uit het ‘criminaliteitsfonds’ zijn aan te wenden om krachtdadig het beleid uit te voeren. Doen. Voor je het weet komen er nog meer van die overzeese onderzoekers overbodige kennis aandragen.

Dr. Aart G. Broek, sociaal wetenschapper, auteur van onder meer Geboeid door macht en onmacht; Geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden (2011), De terreur van schaamte; Brandstof voor agressie (2015) en Schaamrood; Aantekeningen over angst, agressie en ambitie (2017).

ADOpinie 800