In de loop der historie is muziek een integraal deel geworden van het menselijk bestaan, alle volkeren hebben hun muziek. We weten niet wie de eerste homo sapiens erectus was die een deuntje floot.
Muziek was inherent aan bewegen, wat later dansen werd genoemd. Bij de primitieve volkeren was dit allemaal functioneel, een middel van communicatie. Hetzij onderling om boodschappen over te brengen of transcendentaal om de goden te bezweren.
Later toen de mens zijn lagere behoeften voldoende had bevredigd, ging hij voor zijn plezier muziek maken en op haar tonen dansen. Muziek en dans werden een vorm van culturele uiting.
Voordat de muziek vastgelegd werd op platen, waren liveoptredens de enige manier om de muziek aan de man te brengen. In zalen, in huiskamers, op pleinen. Ook kon de afstand tussen de musicus en de luisteraar niet groot zijn. Was dat wel het geval, zoals in grote concertzalen, dan moest met meer instrumenten gespeeld worden.
De diverse bevolkingsgroepen brachten hun muziek en muziekinstrumenten mee naar Curaçao. De slaven brachten geen muziekinstrumenten mee, maar de kennis om muziekinstrumenten te maken.
De wals, de mazurka, de quadrille werden in de huiskamer van de shon gespeeld, terwijl in de verte in de kunuku de onheilspellende klanken van de drum klonken. Muziek werd ook een vorm van onderdrukking, de slaven mochten geen muziek maken.
Maar als iets niet mocht, dan deed je het stiekem. Wanneer je ’s nachts in het pikkedonker in de mondi liep, dan hoorde je in de verte de mooie klanken gespeeld op een snaarinstrument. Je wist niet uit welke richting de muziek kwam en je zag ook niemand. Het zouden wel de geesten kunnen zijn: muzik di zumbi.
Muziek en dans horen bij elkaar. Tambú is de naam voor beide Curaçaose tradities. Zowel de muziek als de dans heeft een Afrikaanse oorsprong en zoals dat vaak het geval is bij Afrikaanse muziek, heeft de tambú ook een functionele component. De tambú is een gezongen roddelkrant.
De katholieke priester vond het paringsdaad nabootsende heupengewieg van de zwetende zwarte negervrouw niet kunnen. Er was geen voorziening hiervoor in het Heilige Schrift, maar dit kon niet toegelaten worden. Hij keek wel stiekem, want hoe kon hij het anders weten.
De tambú werd verboden in publieke gelegenheden. Wat je privé deed, was jouw zaak, hoewel de pastoor daar ook graag een vinger in de pap wilde hebben. ,,Zijn er nog geen plannen voor een kleintje?”
Als we de letters van het woord tambú herschikken, krijgen wij tumba, een totaal ander soort muziek van Curaçaose bodem. Hier bevinden wij ons op beschaafdere gronden. De tumba heeft zich verankerd als de muziek pur sang van de Yu di Kòrsou. Wie geen tumba kan dansen is geen Yu di Kòrsou.
Wat muziek betreft, zijn wij hier van alle markten thuis. Vroeger was er op de radio tussen de middag een programma waarbij om het kwartier muziek van een ander land gespeeld werd: Calypso uit Trinidad, Tango uit Argentinië, Ranchera uit Mexico.
Tijdens de feesten buiten de stad werd er gedanst op het zwevende ritme van de Cubaanse son montuno of werd er op één tegel geschuifeld op de melodie van een zwoele bolero. Na het dansen werden de glimmende gezichten gefatsoeneerd met poeder uit een zakdoek. Af en toe werd er een tumba gespeeld, maar daar ging je te veel van zweten.
De feesten in de stad gingen er anders aan toe. Daar werd Amerikaanse of Engelstalige Caribische muziek gespeeld. Spaanstalige muziek was uit den boze. Beatmuziek, rythm & blues, soul, ska uit Jamaica. Als je lol wilde hebben, werd er een tumba gespeeld.
Carnaval werd geïntroduceerd door immigranten van de Bovenwindse Eilanden. Er werd steelbandmuziek gespeeld en gedanst. De muziek was opzwepend.
Op een gegeven moment werd de tumba gekoppeld aan het carnaval, het tumbafestival werd geboren. De tumba stond weer in het middelpunt van de belangstelling. De eerste tumba’s waren van hoge kwaliteit. Echter, de verloedering sloeg toe en men koos voor wegwerpmuziek. Wie redt de tumba? Dal e kos.