Door Wouter Veenendaal

Vijf jaar na het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen wordt in Nederland en de Caribische delen van het Koninkrijk de balans opgemaakt van de hervormingen van 10-10-10. De meeste aandacht gaat daarbij vanzelfsprekend uit naar de trans-Atlantische relaties, en wat dit betreft is er weinig vrolijk nieuws te brengen. Uit een peiling eerder deze week bleek dat een meerderheid van de Europese Nederlanders het liefste van de Caribische rijksdelen af wil, en dat bijna de helft van de ondervraagden het onterecht vindt dat Nederland niet eenzijdig mag besluiten om de Koninkrijksbanden te verbreken. Anderzijds lijkt in de drie Caribische landen van het Koninkrijk de weerstand tegen de Nederlandse dominantie toe te nemen, en wordt geregeld gesproken over ‘rekolonisatie’ van de eilanden. In de afgelopen vijf jaar heeft Den Haag met de regeringen van elk van de drie landen scherpe conflicten gehad over de overheidsfinanciën en het op orde brengen van de begroting. 

Toch moet er, vijf jaar na het verkrijgen van de landsstatus, op Curaçao en St. Maarten ook ruimte zijn voor reflectie op de eigen politieke ontwikkelingen. Daarbij springt de politieke instabiliteit het meeste in het oog: in de afgelopen vijf jaar hielden regeringen op deze eilanden het gemiddeld maar iets langer dan één jaar vol, en zijn er in allebei de piepjonge landen inmiddels dus al vier verschillende regeringen aan de macht geweest. Door deze politieke instabiliteit slagen de Curaçaose en St. Maartense bestuurders er niet in om langetermijnbeleid te ontwikkelen en om hun politieke plannen te realiseren. De instabiliteit wordt voor een groot gedeelte veroorzaakt door politieke fragmentatie: in de Staten van Curaçao, een parlement met eenentwintig zetels, werden in 2012 zes partijen verkozen, maar door afsplitsingen zijn dit er inmiddels acht. Het parlement van St. Maarten heeft vijftien zetels en vier partijen, maar ook hier kon de afgelopen jaren geen stabiele coalitie tot stand worden gebracht: anderhalve week geleden sneuvelde opnieuw een St. Maartense regering.
Het relatief grote aantal politieke partijen op Curaçao en St. Maarten is een direct gevolg van het proportionele kiesstelsel, dat een kopie is van het Nederlandse kiessysteem. Dit kiesstelsel, dat goed past bij de Nederlandse polderpolitiek, lijkt niet erg geschikt voor de Caribische landen. Politiek op kleine eilanden is meestal erg persoonlijk en niet ideologisch van aard, en persoonlijke relaties tussen politici bepalen vaak welke regering tot stand komt en welk beleid er gemaakt wordt. Politici worden meestal verkozen op basis van hun persoonlijke connecties met de achterban en hun persoonlijke populariteit: verkiezingsprogramma’s of abstracte partijideologieën zijn duidelijk minder belangrijk. Partijen werken vaak vooral als politieke machines ter ondersteuning van individuele politieke leiders. Dit is ook het geval op Curaçao en St. Maarten, waar ondanks de sterke polarisatie, de inhoudelijke verschillen tussen partijen vaak klein of onduidelijk zijn. De focus op personen maakt de politiek al minder stabiel, maar op dit moment wordt deze situatie nog verergerd door het extreem proportionele kiesstelsel. Dit zorgt ervoor dat er regeringscoalities moeten worden gevormd tussen meerdere partijen, en persoonlijke conflicten leiden dan vaak tot de val van deze regeringen.
In tegenstelling tot de Nederlandse Caribische eilanden, staan de (voormalig) Britse eilanden in het Caribisch gebied juist bekend om hun grote politieke stabiliteit. Door het uit Engeland afkomstige districtenstelsel zijn er in de meeste van deze eilanden maar twee partijen vertegenwoordigd in het parlement, waarvan er één de regering vormt en de ander de oppositie. Hoewel politiek ook hier meer om personen draait dan om ideologische verschillen, zitten regeringen wel bijna altijd hun volledige regeringstermijn uit. Eilanden als Barbados, Jamaica en St. Lucia hebben zeer stabiele regeringen, wat hen ook in staat stelt om de ontwikkelde politieke plannen daadwerkelijk uit te voeren. Ik denk dat Curaçao en St. Maarten er goed aan zouden doen om deze eilanden als voorbeeld te nemen, en het van Nederland geërfde kiesstelsel zouden inruilen voor het meer geschikte Britse districtenstelsel.