‘Yuda skol kuida su alumno’ (Help scholen voor hun leerlingen te zorgen), zo heet het protocol dat minister Irene Dick (PS) van Onderwijs maandag tekende met allerlei onderwijsorganisaties en -instellingen. Ze wond er bij die gelegenheid geen doekjes om. Er zijn veel te veel ‘drop-outs’, leerlingen die de school vroegtijdig verlaten omdat ze op de een of andere manier niet meekomen. Maar liefst 9.000, aldus de bewindsvrouw - op een bevolking van 150.000. ‘Di mas’ (te veel), zei ze, en dat is een understatement. Zoals er naar haar oordeel ook ‘te veel’ scholen voor speciaal onderwijs zijn, voor jeugdigen die anders afhaken, en ‘te veel’ AGO’s (arbeidsgericht onderwijs), erop doelend dat er niets mis is met dit type scholing, maar dat grote groepen leerlingen veel meer in hun mars hebben en dus veel meer kunnen bereiken in plaats van onder hun niveau presteren of zelfs helemaal afhaken. Met alle toekomstige gevolgen voor de misdaad van dien.
Dick kan het weten: zij heeft voordat ze minister werd decennialang in het onderwijsveld gewerkt. Als zij dan de balans opmaakt, constateert de bestuurder dat het misgaat. 9.000 Drop-outs toont eenvoudigweg aan dat er iets grondig misgaat. Dit is echter al jaren het geval. Al in de jaren 80 en 90 werd gesproken over ‘een verloren generatie’. Mede onder druk van Nederland - dat tot dan toe nog nauwelijks last had ondervonden van kansloze jonge Caribische Nederlanders en daardoor weinig aandacht schonk aan het onderwijs op de eilanden - werd de Task Force Antilliaans Jongeren ingesteld. Later gevolgd door de Sociale Vormingsplicht. Het zou echter niet de laatste ‘verloren generatie’ zijn, omdat het slechts druppels waren op een zeer gloeiende plaat.
Onderwijs in de breedste zin van het woord - want naast les in taal en rekenen, is ook veel meer aandacht, tijd en geld nodig voor sport, cultuur en niet in de laatste plaats opvoeding - is te lang het ondergeschoven kindje geweest. Onverantwoord geëxperimenteer met de onderwijsinstructietaal, terwijl het lesmateriaal jarenlang ontbrak en propageerders van ‘Papiamentu ta bai skol’ in stilte hun eigen kinderen vaak naar Nederlandstalige en/of Engelstalige privéscholen stuurden, heeft er niet toe bijgedragen dat er minder drop-outs zijn. Het tegendeel lijkt het geval. En in elk geval is de mismatch tussen opleidingen en bedrijfsleven groter geworden omdat vaak zelfs de basiskennis Engels, Spaans en Nederlands - essentieel voor een eiland dat steeds meer drijft op toerisme - ontbreekt. Dat mag en hoeft niet ten koste van het Papiaments te gaan.
Het gaat er niet alleen om de jongeren op school te houden totdat ze een diploma op zak hebben, maar vooral ook dat ze met dit diploma daadwerkelijk iets kunnen. De zogeheten ‘startkwalificatie’ waar de minister over spreekt. Hoewel er nog heel wat noten gekraakt zullen (moeten) worden en er nog volop discussie zal zijn over wat de beste methode(s) en taal/talen zijn, is Dick er met het protocol in elk geval in geslaagd de vinger op de zere plek te leggen en de aandacht hiervoor te krijgen. Onderwijs dient primair te zijn. Op onderwijs mag niet bezuinigd worden. Voor onderwijs moet meerjarig stelselmatig en structureel méér gemeenschapsgeld worden uitgetrokken. Onderwijs is zeker vandaag de dag zo complex en zoveel meer allesomvattend geworden dan sec lesgeven en daardoor zo duur, dat serieuze aandacht vereist is voor vergaande grensoverschrijdende samenwerking.
In een tijd van leuzen als ‘Leren leren’, ‘Help scholen scholing geven’ en hopelijk spoedig ook ‘Help opvoeders opvoeden’ past ook het omzetten van de isolationistische ‘Nos mes por’ (We kunnen het zelf en alleen) mentaliteit van de vorige eeuw in het meer pragmatische ‘Huntu nos por mas’ (Samen kunnen wij meer). Een eerste stap daartoe is gezet met de medeondertekening van het protocol door een kleine tiental stakeholders in onderwijsland. Doel moet zijn het wegwerken van dat niet alleen zorgwekkende, maar ook schandalige getal van 9.000.

ADletters logo