Zonder normen wordt het een wild west. Niet alleen in landen in ontwikkeling als Curaçao, maar ook in al verder ontwikkelde landen. Dat is bijvoorbeeld van toepassing op de salarissen van hoge functionarissen in de (semi)publieke sector, die soms de neiging hebben ongecontroleerd de pan uit te rijzen en daardoor niet meer in reële relatie staan tot het honorarium van topambtenaren en ministers, en zelfs niet de particuliere sector met veel meer risico’s, om maar te zwijgen over minimumloon en uitkeringen. Op Curaçao is recentelijk de discussie over wat een aanvaardbaar topinkomen is aangewakkerd door het uitlekken van de bezoldiging van ex-minister De Lannooy bij de Centrale Bank. Laatstgenoemde veroordeelt ‘de schending van de privacy’, maar gaat voorbij aan de vraag of de hoogte van de vergoeding (300.000 gulden per jaar, ofwel 25.000 per maand) wel in verhouding staat tot de zwaarte van de functie (adviseur Risk & Compliance, naast een studieopdracht/promotieonderzoek). En dát moet de issue zijn, naast overigens vragen of er wel een open sollicitatieronde is geweest en waarom de aanstelling van deze medewerker nu pas - bijna drie jaar later - officieel wordt bevestigd.
Als voorbeeld, en om te voorkomen dat er onnodig tijd verloren gaat omdat het wiel opnieuw moet worden uitgevonden, kan Curaçao de Nederlandse Wet Normering Topinkomens als leidraad hanteren. Deze wet verbiedt dat bestuurders in de (semi)publieke sector meer verdienen dan 130 procent van het ministersalaris. Op Curaçao ontvangt een minister circa 14.000 gulden per maand. Met een factor 1,3 zouden dan directeuren van semi(publieke) organisaties, waaronder overheids-nv’s, het toch al zeer riante bedrag van ruim 18.000 kunnen incasseren. In het geval van De Lannooy gaat het overigens (nog) niet om een bestuursfunctie; volgens het organogram van de Centrale Bank maakt zij niet deel uit van het management en is er een directeur Risk & Compliance. Op basis hiervan kan men zich trouwens afvragen hoeveel de totale loonsom van de top van de Centrale Bank dan wel niet bedraagt. En daarmee wordt - los van het norminkomen - een ander en wellicht veel belangrijker punt aangeraakt, namelijk de reputatieschade voor de Centrale Bank. Zowel Raad van Bestuur als Raad van Commissarissen dient zich te realiseren dat het niet gaat om het individuele belang van enkele personen, maar dat de Centrale Bank als instituut moet staan als een huis. Ook dát is de norm.

ADletters logo