Het langverwachte rapport van Transparency International (TI) was eigenlijk vóór de presentatie deze week al enigszins achterhaald. Het was op het moment dat de onderzoekopdracht werd gegeven vooral een drukmiddel van de Rijksministerraad om in de toen heersende vertrouwenscrisis de toenmalige regering Schotte in zekere zin een halt toe te roepen; en met de beperkte middelen die het Koninkrijk in deze heeft enige mate van bestuurlijke integriteit van het autonome Curaçao af te dwingen. Maar al snel werd duidelijk dat TI geen individuele of specifieke gevallen van wanbestuur of corruptie in kaart zou gaan brengen; op hoofdlijnen zouden de instituties, hun functioneren en hun onderlinge samenhang worden doorgelicht. Dat het voorliggende rapport van TI niet de oplossing was voor toen - op het moment dat de situatie op Curaçao acuut was - wil nog niet zeggen dat ‘we’ er niets aan hebben voor nu en de toekomst, of dat ‘we’ er niets mee moeten doen. Er zijn zeker wel lessen te trekken uit het recente verleden en uit de bevindingen en aanbevelingen van Transparency. Het eerste is deels al gebeurd; het kabinet Schotte (MFK/PS/MAN) - waarvan de ministersscreening, volgens de Commissie Rosenmöller, aan alle kanten had gerammeld - werd naar huis gestuurd. En hoewel na de verkiezingen één van de voormalige coalitiepartijen terugkeerde in de nieuwe regeringscombinatie, PS, nam en neemt deze uitdrukkelijk afstand van de bestuurwijze na 10-10-’10. In die zin heeft het zelfreinigende vermogen (uiteindelijk) gewerkt. Maar in het proces daar naar toe hebben heel wat instanties, instellingen en individuele functionarissen/personen hun verantwoordelijkheid niet genomen. De checks & balances die wel op papier bestaan, konden daarom in de praktijk niet werken. Anders en kort gezegd: velen hielden (uit angst of uit baan- en inkomensbehoud/opportunisme) hun mond. Daardoor kon het zo uit de hand lopen. In wezen is dat de uitkomst van de evaluatie van Curaçao’s National Integrity System. ,,De bevinding is dat de publieke sector, de politieke partijen en de media de zwakste schakels zijn in het vermogen van het eiland om corruptie te bestrijden”, aldus misschien wel de belangrijkste zin. Was TI daarvoor nodig? Heeft dat ruim een jaar moeten duren om tot deze conclusie te komen? Nee, natuurlijk niet. Maar nu staat het er wel. En het belangrijkste is dat het in wezen niet de bevindingen zijn van de TI-experts, maar van de tientallen lokale stakeholders die hun tijd en energie beschikbaar stelden om de rapporteurs te voorzien van feiten, ingangen en inkijkjes van hoe het tot nu toe functioneert. Dat zijn geen klikspanen op klokkenluiders - hoewel het rapport pleit voor ‘mechanismen om klokkenluiders te beschermen’ - maar mensen die hart hebben voor het gemeenschappelijke doel: Curaçao. Waar het om gaat, is een stelsel van goed functionerende checks & balances in stelling te brengen dat wél opgewassen is om degenen die Curaçao niet zo op de eerste plaats stellen de pas af te snijden. Het meest effectieve wapen daarvoor is het vergroten van het vertrouwen door heldere procedures, integriteitseisen en mondige instituties, verantwoordingsplicht en bovenal transparantie. Transparantie is het beste medicijn tegen corruptie. Opnieuw anders en kort gezegd: open en controleerbaar openbaar bestuur, toezichthouders/handhavers/aanklagers die zich niet laten intimideren en media die zich niet de mond laten snoeren maar evenmin zelfcensuur (laten) opleggen.