Is de hoogte van de rente iets wat regeringen via de, bewust op afstand van de politiek geplaatste, Centrale Bank CBCS kunnen bepalen of beïnvloeden? Rente is toch de prijs van krediet en het gevolg van marktwerking; van vraag en aanbod? 

bankanalyseDit zijn enkele vragen die deze krant bereikten in verband met het opmerkelijke voornemen van enkele ministers van Curaçao en Sint Maarten om de Centrale Bank te benaderen met het voorstel de rente voor bijvoorbeeld bedrijfsleningen te verlagen in verband met de wederopbouw van het door orkaan Irma getroffen Bovenwindse Eiland. Kan en mag dit wel?
Een Centrale Bank kan rentebewegingen slechts enigszins en dan nog hooguit indirect beïnvloeden, maar meer niet. Dit kan door enerzijds monetaire verruiming (wat de Fed in Amerika en de Europese Centrale Bank ECB in de Europese Unie de laatste jaren hebben gedaan): dit leidt tot renteverlaging omdat de banken dan overliquide raken en elkaar gaan beconcurreren op rentetarieven, en omdat op de kapitaalmarkt de beleggers minder beleggingsmogelijkheden hebben vanwege de opkoop van obligaties door een Centrale Bank. Anderzijds door monetaire verkrapping door bijvoorbeeld verkoop van obligaties door de Centrale Bank en kredietrestrictieve maatregelen, wat uiteindelijk tot renteverhoging zal leiden.
Beide zijn indirecte vormen van rente-beïnvloeding door de Centrale Bank omdat de rente in de markt uiteindelijk gaat bewegen ‘in reactie op’ de monetaire maatregel(en). De Centrale Bank kan een rentebeweging dus niet rechtstreeks ‘regelen’, maar wel indirect beïnvloeden.
Indien de regeringen zouden willen dat op Sint Maarten het rentepeil gaat dalen, kan men via de Centrale Bank dit dus alleen bereiken langs ‘indirecte’ weg; door te zorgen dat de Centrale Bank alle obligaties die maar in de lokale handel verkrijgbaar zijn op te kopen (tegen hoge koersen, om verkoop door de obligatiehouders aantrekkelijk te maken), en dan maar afwachten of de commerciële banken en de rest van de kapitaalmarkt gaan reageren met verlaging van hun rente. Overigens, áls de commerciële banken dat doen, ontstaat er kans op inflatieverhoging én deviezenafvloeiing omdat geld lenen goedkoop wordt en meteen leidt tot prijsstijgingen en deviezenuitstroom. Wil je als land (lees: de monetaire unie gevormd door Sint Maarten én Curaçao) dat wel?
Kortom, nog los van de vraag of politiek gekozen ministers de CBCS überhaupt mógen aanzetten tot monetaire maatregelen (niet dus, zoals deze krant maandag berichtte, juist vanwege het gevaar van politisering van de Centrale Bank zijn wereldwijd de Centrale Banken op grotere afstand van het politieke bestuur geplaatst; hier te lande met artikel 18 van het Centrale Bankstatuut, namelijk dat het geven/aannemen van instructies dan wel pogingen tot beïnvloeden niet is toegestaan) is het ook een vrij onzinnige maatregel, die leidt tot onbeheersbare consequenties. Hiermee wordt dus gedoeld op verstoring van de kapitaalmarkt, risico van hogere inflatie en deviezenafvloeiing.
Uiteraard kunnen regeringen wel proberen een wet door te voeren die een prijsplafond legt op bancaire leningen, maar voor zo’n draconische maatregel hebben zij het parlement - de Staten - nodig en dat loopt dan niet via de Centrale Bank. Het is haast voorspelbaar hoe de commerciële banken hierop zullen gaan reageren, want die moeten dan - van bovenaf opgelegd - rentemarge inleveren, overigens ook niet zonder gevaar omdat dit de winstgevendheid van het bankwezen op een abrupte en onbeheerste manier kan en vermoedelijk zál aantasten. De conclusie is dat hoe dan ook - via de Centrale Bank of via het parlement - het geen goed idee lijkt om de rentestand (lees: de prijs van krediet) van hogerhand te bepalen.
Ook ervaringen in andere landen in de regio (Venezuela en Trinidad, om er maar twee te noemen) laten zien dat dergelijke overheidsinterventies in marktmechanismen tot ongewenste gevolgen leiden, onder meer tot prikkels tot corruptie. Niet voor niets is ook het Internationaal Monetair Fonds (IMF) fel gekant tegen dit soort overheidsingrijpen.
Naast bovengenoemde principiële bezwaren zijn er tevens praktische bezwaren tegen dit soort overheidsbemoeienis in te brengen. Zoals ‘Wie controleert welke leningen wel of niet worden ingezet ten behoeve van de bedoelde bestemming, en is dat onderscheid wel altijd scherp te maken?’ In het geval van de monetaire unie Curaçao/Sint Maarten is er nog een extra complicatie, namelijk dat een monetaire maatregel die gericht is op één van de landen lastig uitvoerbaar blijkt vanwege de mogelijkheid tot arbitrage via het andere land.
Goed nadenken is dus geboden. Er zijn andere wegen om herstel en wederopbouw van Sint Maarten gericht te faciliteren, zónder de stabiliteit van de monetaire unie in de waagschaal te leggen en zonder de rekening daarvan willekeurig bij een deel van de kapitaalmarktdeelnemers neer te leggen. Te denken valt aan een tijdelijke rentesubsidie.
Maar misschien wel het meest verontrustende aan het door de ministers geopperde idee is dat alleen al het opperen van die gedachte, gelezen kan worden als een duidelijk signaal dat de politiek weinig moeite heeft om het met de principes van ‘good governance’ bij onze Centrale Bank niet zo nauw te nemen. Laat het een vergissing zijn geweest.