Schottes roep om onafhankelijkheid zal VVD als muziek in de oren klinken
Analyse
Uiteraard worden de verkiezingen op Curaçao vanuit Nederland met belangstelling gevolgd. Veel moeten we ons daar echter niet van bosmanvoorstellen. Buiten de in Nederland wonende Curaçaoënaars beperkt die interesse zich namelijk tot een zeer selectief gezelschap: de koninklijke familie, de minister van Koninkrijksrelaties en de paar ambtenaren die zich met dat dossier bezighouden, de fractiewoordvoerders in Tweede en Eerste Kamer en nog wat andere professionals zoals de vicevoorzitter van de Raad van State die door hun functie parttime te maken hebben met de Caribische delen van het Koninkrijk. Ruim geschat kom je misschien aan honderd tot tweehonderd man/vrouw. Daar komen dan nog enkele tientallen ondernemers bij die zakendoen in de Cariben, maar dan heb je het wel gehad. 99 Procent van de Europese Nederlanders laat het volstrekt koud hoe het Curaçao vergaat en wie vrijdag als winnaar uit de stembus komt. De harde realiteit is dat het eiland bij het grote publiek alleen enige relevantie geniet als zonzekere vakantiebestemming. En voor de Nederlandse media is Curaçao niet meer dan een verre bron waarvandaan heel af en toe een exotisch nieuwtje overwaait. Bijvoorbeeld als de verkiezingen worden gewonnen door een politicus die ervoor veroordeeld is zijn land te hebben willen verkopen aan de maffia.
Zo vaak het gesprek op Curaçao over het moederland gaat - in positieve dan wel negatieve zin - zo weinig gebeurt dat andersom. Het koninkrijksverband is aan de letterlijk en figuurlijk kille zijde van de oceaan een non-issue. De door sommige politici gretig uitgevente bewering dat Nederland zou azen op de vermeende aanwezige gas- en olievoorraad in de Curaçaose zeebodem getuigt niet alleen van paranoia, maar vooral van schromelijke zelfoverschatting. Nederland is ook in crisistijden een schathemeltjerijk land dat echt niet zit te wachten op wat Caribische kruimels. Een WIC 2.0 (West-Indische Compagnie versie 2) is een hersenspinsel van politici die de onwetende kiezer een rad voor ogen proberen te draaien. De pijnlijke werkelijkheid is dat het koninkrijksverband meer als last dan lust wordt ervaren sinds het voormalige wingewest in 1863 zijn economische betekenis verloor en Nederland transformeerde van koopman naar dominee. In die laatste rol was er nog wel enige sprake van mede uit schuldgevoel voortspruitende compassie met de Caribische rijksdelen, maar nadat op 10-10-‘10 de domineestoga kon worden afgeworpen, rest nog slechts de politiepet. Den Haag komt pas in actie komt als het schade voor de eigen portemonnee vreest of het aanzien internationaal in het geding dreigt te komen. Dan volgt er straf in de vorm van een dwingende aanwijzing.
Voor Nederland is Curaçao als de mug die je op een zwoele zomernacht uit de slaap houdt met zijn irritante gezoem. Om daar een einde aan te maken zal Den Haag geen fysiek geweld gebruiken, maar naar mate het gezoem aanhoudt zal de neiging om de mug te verjagen toenemen. In die zin is de signatuur van de nieuwe regering in Fòrti meer dan ooit bepalend voor de relatie met Nederland. Blijft Schotte - al is het straks waarschijnlijk vanuit de petoet - aan de touwtjes trekken, dan is dat een forse opsteker voor de gelegenheidscoalitie van VVD en SP. Die kan in dat geval alsnog op brede steun rekenen voor het pleidooi het Statuut op te blazen ten gunste van een uit los zand bestaand gemenebestmodel. Reden waarom Schottes roep om onafhankelijkheid, ook al zal deze niet door nobele motieven zijn ingegeven, VVD-Tweede Kamerlid André Bosman (foto) als muziek in de oren klinkt. Beiden gaan voorbij aan het feit dat niet zij, maar de bevolking van Curaçao daarover gaat.
Het telkens weer opporren van het onafhankelijkheidsvuurtje helpt niet de relatie tussen Willemstad en Den Haag naar een aangename temperatuur terug te brengen. En, zoals gezegd, zit de Nederlandse politiek hier echt niet zo mee; eerder wel de Curaçaose burger. Om een (voorlopig) einde aan het weerkerende gehakketak over staatkundige structuren te maken, is het wellicht goed als - wie er ook na 28 april aan de macht komt - een referendum wordt voorbereid waarin de burger zich kan uitspreken over (1) behoud van de huidige status, (2) onafhankelijkheid of (3) een gemenebest. Niet dat de economische situatie en al helemaal niet de sociale toestand toestaat dat er nóg meer kostbare tijd verloren gaat.
Zo’n referendum vraagt wel om een intensieve objectieve voorlichtingscampagne waarin geen enkele politicus een vinger mag hebben. Was er maar een grootschalige bewustwordingscampagne gehouden toen op Curaçao op 18 maart 1948 het algemeen kiesrecht werd ingevoerd en in alle verkiezingsjaren daarna. Soms – of regelmatig – ontstaat het gevoel dat de burgers te weinig weten over de parlementaire democratie en zich anno 2017 te gemakkelijk laten beïnvloeden door populisten en opportunisten. De gouverneur en de Rijksministerraad moesten nu ingrijpen om dit ‘heilige recht’ veilig te stellen voor 28 april.