Aan de vooravond van de belangrijke Step-conferentie waarin de internationale financiële sector (IFS) van Curaçao zich aan de wereld presenteert als ‘midshore hotspot’ in de Cariben en Latijns-Amerika - als tegenhanger van de offshore tax haven van voorheen, die wereldwijd niet langer als acceptabel wordt beschouwd - werd de Statenleden gisteren op indringende wijze op het hart gedrukt alsnog akkoord te gaan met de ‘eigen’ Sanctielandsverordening. Een andere keuze is er niet. Anders is het spel eerder vroeg dan laat uit, met alle gevolgen van dien voor de sector, de economie als geheel en de werkgelegenheid.
Het is eigenlijk verbazingwekkend - op z’n zachtst gezegd - dat het parlement er nog zo lang mee heeft gewacht en het al zover heeft laten komen dat experts van eigen bodem na plaka chikí (eenvoudig en tot in details) aan de met belastinggelden betaalde volksvertegenwoordigers moeten uitleggen dat ze bezig zijn met vuur te spelen. Het gaat met name om de Statenfracties van de ‘vorige’ coalitie die het kabinet Schotte steunden, de huidige regeringspartij PS en de oppositiepartijen MFK en MAN, die koppig tegenstribbelen. Onwetendheid of valse trots? Het antwoord daarop is niet duidelijk. Feit is dat dit niets te maken heeft met autonomie, maar alles met overleven en met het bestaansrecht van de Curaçaose financiële sector.
Curaçao heeft nu ook al sanctiewetgeving. Nederland legt nu echter op dat de Caribische landen verplicht volgen voor wat betreft de sanctiewetgeving van de Europese Unie (EU). Dit doet Nederland in het kader van de afspraak binnen het Koninkrijk dat er eenheid van buitenlands beleid moet zijn, zoals in het Statuut is vastgelegd. De Curaçaose Raad van Advies (RvA) heeft daarover gezegd dat buitenlandse betrekkingen in beginsel een koninkrijksaangelegenheid zijn, maar dat dit niet betekent dat een uniforme toepassing in alle gevallen wenselijk of noodzakelijk is. Geopolitieke verschillen tussen de Europese en de Caribische delen van het Koninkrijk kunnen ervoor zorgen dat dezelfde toepassing niet gewenst is. De RvA is daarom van mening dat een verordening of besluit van Europa niet zonder meer overgenomen moet worden. Er moet met de verschillen rekening kunnen worden gehouden. Het is van belang dat Curaçao de economische en financiële sanctiemaatregelen in een eigen Sanctielandsverordening vaststelt. Daarmee houdt het land de regie in eigen hand en kan bij de implementatie van de maatregelen die moeten worden genomen op het moment dat een verordening van kracht wordt, rekening worden gehouden met de eigen geopolitieke situatie. Op het moment dat een rijkswet wordt afgekondigd, heeft Curaçao die vrijheid niet meer.
De Sanctiewet ‘moet’ er daarom gewoon komen, want het gaat anders tóch gebeuren, is wat voorzitter Anuschka Cova van de Curaçao International Financial Services Association (Cifa) in wezen tegen de Staten zegt. Het zou ook geen discussie tussen Curaçao en Nederland moeten zijn, maar een discussie waarbij Curaçao zich in internationaal verband als ‘compliant jurisdiction on an international level’ profileert. De hele wereld kijkt tegenwoordig mee en gaat richting transparantie en compliance. En dat houdt in dat non-compliant zijn op een lijst van de Financial Action Task Force (FATF) eenvoudigweg géén optie is; daarmee zou lokaal de sector worden vermoord en dus ook 10 tot 12 procent van de economie.
De IFS van Curaçao - ooit nummer één van de wereld, is het afgelopen decennium helaas onderling verdeeld geweest, maar de conferentie van vandaag en morgen die met gezamenlijke krachten op touw is gezet laat zien dat er weer meer eenheid bestaat - is hard bezig om de sector (weer) te laten groeien. Dat is economisch erg belangrijk omdat niet alleen directe maar ook de indirecte inkomsten aanzienlijk zijn en er veel hoogwaardige banen mee worden gecreëerd. Curaçao is zich momenteel juist aan het herpositioneren als een ‘compliant, transparent and solid jurisdiction’ en kan het niet maken om nu naar buiten te komen als land dat niet voldoet, door op een grijze of zwarte lijst te belanden.
De Statenleden van PS, MFK en MAN moeten dan ook beseffen dat dit geen politiek verhaal is maar een macro-economisch verhaal. De belangenorganisaties Cifa en CIFC en de (internationale) bankiersverenigingen CBA en IBA maken zich om volstrekt legitieme redenen zorgen over de richting van de sector en van Curaçao in het algemeen, als niet wordt voldaan aan de internationale vereisten. Helemaal onbegrijpelijk wordt het als blijkt dat Curaçao met de (eigen) Sanctiewet juist de vrijheid heeft om zélf veranderingen aan te brengen als het er op aan zou komen, terwijl anders de Rijkssanctiewet gaat gelden en Nederland zaken alsnog kan doordrukken.
Wil Curaçao horen bij de respectievelijk 5 en 12 landen die op de zwarte en grijze lijst staan, van staten die vanwege tekortschietende wet- en regelgeving een risico opleveren in relatie tot terrorismefinanciering, met ingrijpende negatieve consequenties voor de handelsbetrekkingen en het vertrouwen in de financiële sector van Curaçao? Of bij de 180 op de witte lijst die wél in internationaal verband mee doen? De organisatoren van en deelnemers aan de groots opgezette Step-conferentie weten het antwoord wel. Hopelijk doen de 21 parlementariërs hun werk ook en laten ze zich tijdens het tweedaagse congres, waarbij gastland Curaçao zich etaleert als ‘Back in Business’, overtuigen dat het gezond verstand moet prevaleren.