,,Samen delen! Ik alleen.”
Dit was een spelletje dat wij als kind speelden. Het ging als volgt. Twee kinderen spraken af dat als de één ‘Samen delen!’ riep, de ander alles wat hij in zijn hand hield met die ene moest delen. Stel je voor dat je een lekker, vers stuk krentenbrood in je hand hebt en de tegenspeler roept ‘Samen delen!’, dan moet je hem de helft van dat stuk krentenbrood geven. Natuurlijk neem je zelf eerst een grote hap. Maar, je komt eronderuit als je de tegenspeler kunt tonen dat je de vingers gekruist had: pink over ringvinger (‘dukla’), want dat is het moeilijkst snel te realiseren. Je moet tegelijkertijd ‘Ik alleen’ roepen.
Een grappig spelletje met een aantal eigenaardigheden. In de eerste plaats kan het spelletje alleen maar voortduren als er evenwicht is. Dat wil zeggen als iedere partij op den duur even vaak moet delen. Indien de verhouding scheef is, omdat bijvoorbeeld een partij nooit iets koopt en dientengevolge nooit iets lekkers in zijn hand heeft, dan houdt het op. Let wel, het ging om eten en drinken.
Ten tweede, het spelletje werd met uitingen in het Nederlands gespeeld. Dit geeft aan dat het op schoolpleinen in de pauze gespeeld werd. Immers, in de pauze kon je op school of vlakbij de school eten en drinken kopen: krentenbrood (rond of langwerping) en chocolademelk, dat waren mijn favorieten. Er werd ook limonade in donkergekleurde flessen verkocht, maar iemand had een keer een kakkerlak in een fles aangetroffen, dus die kochten wij niet meer.
Op straat speelden wij een gemener spelletje: Saku bai lora (Laat de zakken rollen). Als je de tegenspeler tegenkomt en hij schreeuwt ‘Saku bai lora’, dan moet je hem alles wat je in je zakken hebt geven. Gelukkig hadden wij niet veel in onze zakken, niet eens een zakdoek. Maar toch, soms had je een kwartje om naar de film te gaan en dat was dan foetsie. Geld om boodschappen te doen, telde niet mee.
Als je in een groot gezin bent opgegroeid, dan heb je leren delen. Er was in die tijd niet veel te delen, vandaar dat die spelletjes niet zwaar vielen. De risico’s waren klein, de eventuele schade was beperkt. Anders was het met jongens die uit een klein gezin kwamen en die het thuis meestal beter hadden. Wanneer zij nieuw in de buurt kwamen wonen, waren zij de pineut. Om geaccepteerd te worden, moesten zij wel meedoen met die spelletjes. De verhouding was dan helemaal scheef. Zij hadden altijd wel iets in hun zakken om te rollen en wij niets. Er was natuurlijk ook een ‘pecking order’ in de wijk. Wanneer je iemand gerold hebt, word je zelf ook gerold.
In onze eenvoudige kinderwereld ging het om een stuk krentenbrood en een beker chocolademelk. In de complexe moderne maatschappij gaat het om het delen van kennis en informatie. Niet gedeelde kennis is geen kennis. Einstein had zijn briljante ideeën niet kunnen ontwikkelen als hij geen weet had van de theorieën van Newton. Als wij kennis niet deelden dan leefden wij nog in holen en moest iedere generatie het vuur opnieuw uitvinden.
Op 11 september 2001 om 9.03 uur zagen wij real time op de televisie het tweede vliegtuig de toren van het World Trade Center in New York doorboren. Via satellietverbindingen werd up-to-date informatie wereldwijd gedeeld.
Dankzij CNN zagen wij dat de Amerikanen in Irak ‘slimme bommen’ gebruikten die zo nauwkeurig bestuurbaar waren dat je ze door de schoorsteen van een gebouw kon mikken en alleen dat gebouw kon opblazen. Oorlog in je huiskamer. Gezellig.
Het internet staat op een hoge plaats voor wat betreft het delen van kennis en informatie. Als je twijfelt of een bepaalde uitdrukking of gezegde goed gebruikt wordt, dan tik je die in in google.nl en je bekijkt de resultaten. Om de een of andere reden delen taalkundigen heel graag hun kennis en informatie.
Maar helemaal bovenaan staan de sociale media zoals Facebook, want daar delen wij zelfs onze domheid.

Door Roy Evers