SER doet huiswerk van initiatiefnemers en berekent kosten

Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Sociaal-Economische Raad (SER) staat weliswaar ‘niet onwelwillend tegenover de invoering van vijf dagen vaderschapsverlof’, maar de aanbevelingen die gedaan worden in het advies op het wetsvoorstel van de MAN moeten wel opgevolgd worden. Niet alleen mist er een gedegen wetenschappelijke onderbouwing en vergelijkend onderzoek met de regio, ook de financiële gevolgen zijn niet in kaart gebracht.

vaderschapIn de conclusie van het advies wordt duidelijk hoe het voorstel binnen het tripartiete adviesorgaan, waar werkgevers, werknemers en overheid samenkomen, is besproken. ,,De doelstellingen van het wetsvoorstel omvatten onder meer het bevorderen van een evenwichtige verdeling van zorg- en werkverantwoordelijkheden, het streven naar gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, het versterken van partnerrelaties en het positief beïnvloeden van de ontwikkeling van kinderen. Hoewel deze voordelen breed erkend worden als mogelijke uitkomsten van het vaderschapsverlof, merkt de SER, bij volledige consensus, op dat het initiatiefontwerp een grondige onderbouwing mist.” De SER staat in beginsel niet onwelwillend tegenover de invoering van vijf dagen vaderschapsverlof, maar vindt het van eminent belang dat de initiatiefnemers voldoende rekening houden met de in het advies gepresenteerde aanbevelingen, met name wat betreft de financieringswijze. Er wordt daarom op dit aspect diep ingegaan.
,,In de Memorie van Toelichting (MvT) wordt aangegeven dat de invoering van vaderschapsverlof de nodige kosten met zich meebrengt. Een onderbouwing van de kosten ontbreekt”, aldus het adviesorgaan. De vraag of de kosten ten laste van werkgever of werknemer dienen te komen staat centraal in de MvT. Verder wordt in de MvT gesteld dat een onderscheid tussen de publieke en de private sector nodig is. In de publieke sector komen kosten van het zwangerschaps- en bevallingsverlof voor rekening van de overheid. In de private sector komen deze kosten voor 80 procent voor rekening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en voor 20 procent voor rekening van de werkgever. De SER verwijst naar het gelijkheidsbeginsel dat in de Staatsregeling is vastgelegd en is het met de initiatiefnemers eens dat er gelijkheid moet zijn tussen vaders en moeders. Maar de SER is van mening dat het gelijkheidsbeginsel niet als grondslag kan worden gebruikt om te bepalen welke partij de kosten van vaderschapsverlof moet dragen. SER: ,,Het gelijkheidsbeginsel is niet relevant voor het bepalen van de financieringsvorm van de kosten van vaderschapsverlof. Het ligt voor de hand conform een financieringsmodaliteit de kosten van het vaderschapsverlof op dezelfde wijze als bevallingsverlof te verrekenen. De kosten van het vaderschapsverlof worden in dat geval gedragen door de werkgever en vergoed vanuit het ZV-fonds (Ziekteverzekering Fonds) dat door de SVB wordt beheerd.” De SER vindt ook dat het vaderschapsverlof niet op de werknemer verhaald mag worden en bekostigd moet worden via het socialezekerheidsstelsel. ,,Immers, betaald vaderschapsverlof stimuleert vaders om gebruik te maken van het verlof. Slecht betaald vaderschapsverlof ontmoedigt vaders om gebruik te maken van het verlof”, zo wordt geredeneerd.

SVB niet geraadpleegd...

Wilt u het vervolg van dit artikel lezen? Neem een online abonnement op de krant.