Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Van een constitutionele crisis is geen sprake, zegt Arjen van Rijn, hoogleraar staatsrecht aan de University of Curaçao (UoC), desgevraagd aan het Antilliaans Dagblad.


Van Rijn,,Wat we beleven is routine. Laten we het woord ‘constitutionele crisis’ niet lichtvaardig gebruiken.” Met name de verenigde oppositiepartijen, met MFK van Gerrit Schotte voorop, schreeuwen moord en brand dat wat de coalitiepartijen MAN-PAR-PNP-PS hebben gedaan met Statenleden die ministers werden, en het feit dat in de opvolging in het parlement nog niet is voldaan, staatsrechtelijk niet door de beugel kan.
Het ‘probleem’ is dat er zeven Statenleden zijn opgestapt om minister te worden en het wachten is nu op de installatie van hun opvolgers. Het Hoofdstembureau is bezig met de opstelling van de geloofsbrieven van de opvolgende Statenleden, of is daar zelfs gedeeltelijk al klaar mee.
De geloofsbrieven zullen tijdens een openbare vergadering van de Staten ergens in januari worden onderzocht, waarna de toelating plaatsvindt en gouverneur Lucille George-Wout de eed afneemt. De vraag is of de nieuwe regering, als gevolg van de wisseling en de tussensituatie die nu bestaat, wel over een meerderheid in de Staten beschikt.
De tweede vraag is of de afspraak die MAN-leider en nu kersverse premier Hensley Koeiman heeft gemaakt met zijn partijgenoten over de vervulling van de openvallende Statenzetels, geldig is. Van Rijn: ,,Over dat laatste kan ik kort zijn. Zulke afspraken zijn nietig, omdat ze in strijd met de openbare orde zijn. Bij de overeenkomst kan niet worden afgeweken van de wettelijke regels van het kiesrecht. Juridisch gezien hoeft niemand die heeft ondertekend of ingestemd zich dus iets van die afspraak aan te trekken.”
Het eerste probleem - heeft de nieuwe regering als gevolg van de wisseling en de tussensituatie die nu bestaat wel een meerderheid in het parlement - is volgens de staatsrechtsdeskundige ‘geen echt probleem’. ,,De opvolging van de opengevallen zetels is een formaliteit.”
Van Rijn: ,,Het is, op grond van de verkiezingen en de daarop volgende coalitievorming, volstrekt duidelijk hoe de verhoudingen in de Staten liggen, en dat er qua zetels een meerderheid is die vertrouwen in de regering heeft.”
Het is volgens de UoC-hoogleraar ‘niet juist en ook niet fatsoenlijk’ om dat vertrouwen te willen meten op het moment dat er een wisseling van de wacht plaatsvindt als gevolg van het feit dat een aantal Statenleden minister is geworden.
,,Dat vertrouwen kan en moet pas worden gemeten als alle plaatsen weer zijn vervuld en de Staten weer voltallig zijn. De kiezers hebben 21 parlementariërs gekozen en niet 14. Het zou minachting van de kiezers zijn om snel gebruik - zeg maar misbruik - te willen maken van de huidige situatie. In feite zou je daarmee een derde van het electoraat buiten spel zetten. Dat is onaanvaardbaar.”